Guldens-editie no. 44. Stad en dorp. Vertellingen van J.J. Cremer. Te Arnhem, bij D.A. Thieme, 185 bladz.
Wat in het licht verschijnt onder den naam van den heer Cremer wordt met gunstige vooringenomenheid ontvangen; althans toen wij het bovengenoemde bundeltje ter aankondiging ontvingen, namen wij het met zekeren haast ter hand, om de lectuur te genieten; en al was onze verwachting gespannen en waren het oude bekenden, die we vonden, heeft evenwel het viertal verhalen ons een waar letterkundig genot verschaft. Het eerste, getiteld het begin, ademt een ernstigen geest en getuigt van een scherpen, juisten blik in het menschelijk hart; het tweede 't lot in den kerkbuil levert het bewijs dat Cremer ook in het Scheveningsch dialect bevallig weet te schrijven, en ofschoon we het wat kras vinden zulk eene som in den kerkbuil te werpen, kenmerkt het zich overigens niet minder door waarheid dan het vorige; maar de derde vertelling, een Betuwsche neef, overtreft alle andere; het is een juweeltje van de edelste soort. Meesterlijk is zoowel het gezin van den rijken Betuwschen boer geteekent, als de Haagsche familie van Middelnesse; het is alles natuur en werkelijkheid; met juisten blik is het eenvoudigste en kleinste in zijne diepere beteekenis opgevat en weer gegeven; bijna iedere uitdrukking in den dialoog is karakteristiek, geest en leven tintelt uit elken regel, en het geheel doet ons Cremers groot kunsttalent op nieuw bewonderen. Alleen dit verhaaltje zoude no. 44 der guldens-editie tot een der schoonste sieraden der volgreeks verheffen, en geen beminnaar der schoone letteren mag verzuimen het zich aan te schaffen. - Hoewel we de laatste schets, een dag in de residentie, niet op eene lijn met de vorigen plaatsen, is ze toch den roem van Cremer waardig en toont, even als de andere, zijne onnavolgbare gemakkelijke losheid en natuurlijkheid in het vertellen.
* * * s.