een overgeplante boom, die op zijn' geboortegrond welig heeft getierd. In Duitschland immers, beleefde het boekje, waarvan dit eene vertaling is, een zestal drukken. En waarom zou dan zulk een boom ook hier niet kunnen opschieten en vruchten dragen?’
‘Is het werkje dan waarlijk de eer eener vertaling waardig, en is de bewerking voor Nederlanders deugdelijk?’ - Geduld, goedgunstige lezers. Wij zullen deze beide vragen beantwoorden, maar niet dan na ijverig onderzoek te hebben gedaan. In de eerste plaats dus:
‘Is het oorspronkelijke werkje de eer eener vertaling waardig?’
De heer Pütz is in Duitschland en ook hier te lande algemeen gunstig bekend, als schrijver van verdienstelijke werkjes over de geschiedenis. Toen hij nu ook een tweetal werkjes over de aardrijkskunde uitgaf, werden deze met belangstelling ontvangen; - dit spreekt van zelf, - want men koesterde de verwachting dat ook die niet van verdienste ontbloot zouden zijn, en zijne geschriften maakten werkelijk een' verbazenden opgang. Als om strijd werden zij in letterkundige tijdschriften geprezen. De ‘Rheinische Blätter,’ voor Opvoeding en Onderwijs, uitgegeven door F.A.W. Diesterweg, het ‘Leipziger Repertorium’ der duitsche en binnenlandsche literatuur, uitgegeven door Dr. E.G. Gersdof, het Pedagogisch Jaarberigt voor Onderwijzers, door K. Nacke, Mützell, in zijn Tijdschrift voor Gymnasiën, A. Lüben, in zijn Pedagogisch Jaarberigt, Haug, in zijn Magazijn voor Pedagogiek, - allen, zonder onderscheid, spraken met lof over Pütz' aardrijkskundige werken; - ja, Ritter, die wel als eene autoriteit op geographisch gebied mag gelden, erkende ze als voortreffelijk. Om eenigzins te doen nagaan, waarin die voortreffelijkheid, door zoo velen erkend, bestaat, schrijven wij af, wat de heer Kreenen, onder wiens medewerking de Nederlandsche vertaling werd uitgegeven, over het oorspronkelijke werkje zegt:
‘Ik vond daarin ‘(nam. in den ‘Leiddraad’ en het ‘Handboek der Aardrijkskunde)’ dezelfde goede hoedanigheden terug, ‘(als in Pütz's werkjes over de geschiedenis)’ grondige bekendheid met het onderwerp, en tact om uit den rijken voorraad het noodige op te nemen en in heldere orde mede te deelen. Het is vooral de aanschouwelijke manier van voorstelling, die mij in dit boekje behaagt en die, in verband met het gebruik