zoo mogen wij de opmerking niet achterhouden, dat, indien de heer B. als leeraar ook zoo driftig is, hij met de woelzieke jongelingschap onzer dagen nog al ettelijke verdrietelijke uren zal hebben beleefd.
De onderwerpen, die de schrijver achtereenvolgens in zijn werkje behandelt, zijn:
Het eiland. De ouden saten en bewoners. |
Een gedenkteeken, invloed der Romeinen. |
Bathua, de Betuwsche maagd. |
Civilis, de Bataafsche vrijheidskamp. |
Godenleer. Geest en denkwijze, en ten slotte: |
Christendom. Kapellen, kloosters en kasteelen. |
Als eene soort van toegift, volgen zoogenaamde breedere aanteekeningen, in welke veel geleerdheid wordt ten toon gespreid, en die wij met groote belangstelling lazen. Zij omvatten:
De Loo-Kwestie. |
Over den Atman (Attius) en koningstitel. |
De Bataafsche vrijheidskamp. |
Over Nerthus, bij Tacitus, Bal of Baldr, enz. en |
Pallas, de Geldersche maagd. |
In een naschrift, betuigt de heer Buddingh zijnen dank aan allen, die hem op den afgewandelden weg door de Betuwe, in verschillende rigtingen, welwillend en gastvrij ontvingen, en hij eindigt zijn geschrift met eene beleefde uitnoodiging aan de Betuwnaars, aldus geformuleerd:
‘Veel bleef er, zoo ik vertrouw, ook in de Betuwe zelve en in den Tielerwaard ter opheldering over, dat mijne aandacht ontging, waarop ik echter bij leven en welzijn, gaarne later zal terugkomen, wanneer men mij, van de Betuwe uit, daarop gelieft opmerkzaam te maken. De mededeeling van hier of elders gevonden oudheden, van oude akker- of veldnamen, de meest onverklaarbare woorden bij voorkeur, zullen mij daarom welkom zijn. Daartoe noodig ik, ten slotte, alle Betuwnaars minzaam uit, om mij mededeeling te doen van wat in oudheidkundig opzigt op hunnen bodem gevonden wordt, dat hunne aandacht trekt. Namen van akkers of velden, die men in deze wandelingen niet verklaard vindt, kunnen welligt over een of ander gedeelte der Betuwe nog meerder licht verspreiden: daarom wensch ik de aandacht van hare bewoners daarop te vestigen, gelijk op oude wegen- en straatnamen, de