Verspreide en nagelaten gedichten van J. Brester Az. Na zijnen dood uitgegeven ten voordeele van de ‘Vereeniging voor ziekenverpleging’ te Amsterdam. Te Deventer, bij A. ter Gunne, 1863. 260 pag., in 12vo. Prijs ƒ 1.90.
Heeft er iemand ook een touwtje?
Dat was het eerste, wat wij eens van Brester hoorden; maar dit werd zoo natuurlijk en ongekunsteld uitgesproken, dat werkelijk een der hoorders met een touwtje kwam aandragen. Men kan begrijpen, dat het zeer den lachlust der overigen opwekte, vooral toen de declamator met onverstoorde kalmte vervolgde:
't IJzer is mij losgegaan!
Smeekte een aardig weduwvrouwtje
Dat op ééne schaats moest staan.
Intusschen stemde mij dit voorval zeer gunstig voor den dichter. Wie zoo de naïviteit in de uiting van zijn gevoel weet te leggen is door de natuur tot dichter gevormd. Moge Brester zich al niet onderscheiden hebben, door groote stukken, of forsche toonen op zijne lier aan te slaan, - wat hij zong, was ongedwongen, was natuurlijk. Zijne gedichten zijn in verschillende jaarboekjes enz. verspreid, en Brester had het plan gevormd om ze in een bundel te verzamelen, toen de ziekte, die een einde aan zijn leven maakte, hem aan de legerstede kluisterde en de volvoering van zijn plan in den weg stond. Maar wat hem zelf niet vergund was, deden zijne nagelaten betrekkingen, en het woord, eens door hem onder zijn portret (vergeet-mij-niet voor 1848) werd bewaarheid.
En ben ik van hen weggenomen,
Dit zij hun mijn ‘vergeet mij niet!’
Wij juichen daarom de uitgave zeer toe. Behalve het behagelijk gewaad, het goed uitgevoerde portret en de nette druk, dringt ook het doel tot de aanschaffing van het werkje. Mogt het een ruim debiet vinden.