De schrijver zegt in zijn voorberigt o.a.: ‘De stem der overtuiging intusschen, die mij reeds zoolang toefluisterde, dat het zijn nut hebben kon alles, wat de ondervinding mij geleerd heeft in het vak der schermkunst, aan de Nederlandsche jongelingschap te doen kennen, deed mij eindelijk besluiten daaraan gehoor te geven, en tot de openbaarmaking over te gaan van veel, dat over de schermkunst een helderder (meer helder?) licht zal verspreiden, dan hetgeen reeds vroeger dienaangaande bekend was. Het beste middel om dit doel te verwezenlijken, is onbetwistbaar een overzigt te nemen van al hetgeen er in de schermkunst is voorgevallen;’ enz......
‘Moge dit werkje aan het voorgestelde doel beantwoorden en bij mijne landgenooten worden ontvangen met die welwillendheid, die hetzelve zoo zeer behoeft, dit zal eene streelende belooning zijn voor de moeite van den schrijver.’
Op bl. 17 leest men: ‘'s Schrijvers vurigsten wensch is het dan ook dat velen, naar aanleiding van dit werkje, waarin de ondervinding zoo duidelijk spreekt, bekend mogen worden met dit eenvoudige middel ter ligchaams-oefening, hetwelk bijna eene onvermijdelijke voorwaarde is om eene goede gezondheid te genieten, en dat later de bron wordt van vrolijkheid en levenslust. Wordt die wensch mijns harten vervuld, dan zal ik mij genoegzaam beloond achten’ (even als in het voorberigt) ‘voor mijnen arbeid!’
Op blz. 31 leest men: ‘Mijn doel is eene waarheid in het licht te stellen, die nog eenheid behoeft.....Deze onderlinge vriendschap zal ook den militair in dit onderwijs eigen moeten zijn; zoodoende zal hij alle goede eigenschappen deelachtig worden, want de schermkunst vordert, dat hij, die haar bcoefent, een regtschapen hart, dapperheid, moed en goede trouw bezitte.
Daar het zoo even gezegde evenzeer van toepassing is op de geheele maatschappij, wordt, dunkt mij, de zaak duidelijk, dat wapenoefening in hooge mate bevorderlijk is aan de voorname eigenschappen of deugden voor burger en soldaat, zoodat zij met regt als van algemeen nut voor de natie moet beschouwd worden, ter staving waarvan ontelbare voorbeelden zijn aan te halen uit moeijelijke omstandigheden.’
Men ziet het, de schrijver is hoogst ingenomen met de schermkunst en prijst dezelve dan ook, in gemoedelijken zin geschreven, ten zeersten aan. Hij bestrijdt de veroordeelen die