In één bandje. Gedichten door G.H.J. Elliot Boswel. Te 's Gravenhage, bij M.J. Visser, 1863. Prijs ƒ 1,80.
De redactie van de Vaderl. Letteroefeningen zond mij twee bundels gedichten, met verzoek daaromtrent een verslag uit te brengen. Een aangenaam verschijnsel! Een nieuw jaar geeft nieuw leven aan de letterkunde. 't Is iets eigenaardigs, wanneer men zoo twee bundels gedichten voor zich heeft. Dichten is dichten, en het vinden van rijmklanken is voor den een gemakkelijker dan voor den anderen, en wat zijn er niet veel rijmers in de wereld? maar als men aandachtig de voortbrengselen leest, welk hemelsbreed verschil is er dan tusschen dichten en dichten! Terwijl de produkten des eenen voor mij niet meer zijn dan woorden, waarvan sommigen rijmen, en volgens de wetten van maat en versificatie zijn bijeen geplaatst, zonder welke ze niet meer dan proza konden zijn, wekken die des anderen een aangenaam, vertroostend, zielverheffend gevoel op, het zij ze den mond tot eenen glimlach plooijen, of ons oog een traan ontlokken als de tolk onzer innige sympahtie. Te regt zegt de heer B. in zijne laatste regels: mogt de engel Gods, de Poëzij ons leiden en bewaken! Wanneer men nog een open oor voor haar heeft en haren invloed erkent, dan wonen er nog edele, reine gevoelens in ons, dan zullen wij meer en meer onzen smaak verfijnen en veredelen, en onzen heerlijken aanleg, onzen aanleg tot gelijkvormigheid met het hoogste en reinste wezen meer en meer ontwikkelen.
De eerste gedichten waren van den Heer Dercksen. Wat ik daarover denk, is door mij in eene vorige recensie gezegd, en wanneer ik, al vorens mijn oordeel uit te spreken, de nu voor mij liggende verzen had gelezen, dan zoude ik misschien nog anders hebben gesproken. Men kan een voorwerp, dat ons getoond wordt, tamelijk goed vinden, zoo lang men geen ander ziet, dat beter is, maar zoodra wordt ons niet een beter getoond, of de waarde van het eerste wordt nog veel meer verminderd.
Ik ken noch den heer D. noch den heer B. en ben dus geheel onpartijdig. Zeker is het, dat ik de gedichten van den laatsten oneindig hooger schat dan die des eersten. Zij zijn eenvoudig, vol gevoel en vloeijend.