nam, zooals het hier in de volgende bladen wordt aangeboden, met geen ander doel, dan om daarmede eenigzins nuttig te zijn bij (?) die verkiezen daarvan kennis te nemen en gebruik te maken.’
Men zou, uit dit berigt opmaken 1o dat tot het vertalen van Mattheus tijd noch kracht vereischt werd; en 2o dat de heer van Meurs eigentlijk werk noch moeite van deze vertaling gehad heeft, daar hij het Mattheus-evangelie ter hand nam, zooals het hier in de volgende bladen wordt aangeboden. Het spreekt van zelf, dat hij niet dit, maar iets anders bedoeld heeft. Ik vraag echter: mag iemand, die toont zóó weinig magt te bezitten over de taal, waarin hij wil overzetten, als bijbelvertaler optreden? Al is hij een uitstekend Graecus, en doorkneed in de kennis van het N. Testamentisch idioom - wanneer hij de taal niet meester is, waarin hij zal overbrengen, doet hij iets waarvoor hij niet berekend is. En van dit laatste geeft de heer van Meurs overvloediglijk blijken, niet alleen in zijn voorberigt, maar ook in zijne vertaling en aanteekeningen.
Ik weet daarenboven niet, wat de auteur voor heeft met deze uitgave. Hij toont zich in niets de man, om eenig nieuw licht te doen opgaan over het eerste evangelie, en zijne vertaling en aanteekeningen kenmerken zich alleen door naar Hollandsch. Hij houdt zich aan den textus receptus, vermeldt in de aanteekeningen de lezing van Tischendorf. Hij houdt zich zoo na mogelijk aan de Staten-overzetting, en raadpleegt Vissering en andere vertalers en critici. Verbetert hij oudere vertalingen? Neen. Visserings voortreffelijken arbeid? Allerminst.
De heer van Meurs moge voor zich zelven den tijd nuttig besteden met aldus te vertalen, maar hij moet wat beters leveren, wil hij zijne vertalingen het licht doen zien. Hij hebbe berouw over deze uitgave, en volvoere zijn voornemen niet, om het evangelie naar de getuigenis van Johannes op gelijken voet te laten volgen. Dat ‘elke schrijver alligt zijne lezers heeft’ geeft hoegenaamd geen regt tot zulke ondernemingen.
Over eenigen onzin, door dezen vertaler gedebiteerd over de authenticiteit van Mattheus, bewaar ik liefst het stilzwijgen, en vermeld alleen nog, dat volgens hem in de evangelieën niets langer ons geloof verdient, wanneer wij de wonderverhalen voor legenden houden.
D.