De jongste levensbeschrijving van den Zaligmaker moge ten bewijze strekken, welk verrassend licht bekendheid met tijd en omstandigheden overal doet opgaan over de historie van 't ontstaan des Christendoms. Wie toch eenigzins billijk oordeelt over het werk van Rénan moet, al maakt hij ook al de gegronde aanmerkingen, die er op te maken zijn, erkennen, dat daarin vele bladzijden gevonden worden, welke ons tot eene juistere waardering van den Christus brengen, dan wij vroeger hadden. En is het niet juist de studie, welke de geniale schrijver gemaakt heeft van den tijd waarin Jezus leefde, die hem in staat heeft gesteld, zooveel in 's Heeren geschiedenis op te helderen, als hij waarlijk gedaan heeft?
Het zal wel niet noodig zijn, meer te zeggen over het waarlijk belangrijke onderwerp van Scheckenburgers geschiedenis.
Die geschiedenis nu is bewerkt met al de zorgvuldigheid en geleerdheid, welke den roem uitmaakten van den te vroeg aan de wetenschap ontrukten schrijver. Maar toch is zij een boek, dat niet alléén bruikbaar is voor geleerden, of theologen van professie. Ieder belangstellend en eenigzins ontwikkeld lid van de gemeente zal het met genot en met zeer veel nut lezen. Verre van oppervlakkig, is deze geschiedenis boeijend en onderhoudend. En moge er al nu en dan een woordeken voorkomen, dat voor den oningewijde niet verstaanbaar is, meestal is het uit den zamenhang wel op te maken, wat het beteekent, of is het geen onoverkomelijke hinderpaal, als men het niet verstaat.
Het kan niet anders, of waar door den schrijver over betwistbare punten wordt gehandeld, niet aller oordeel eenstemmig wezen zal. Ook spreekt het van zelf, dat dit boek met alle boeken gemeen heeft, dat de behandeling van het eene punt uitsteekt boven die van het andere.
Zoo is naar ons bescheiden oordeel de behandeling der vreemde godsdiensten wat schraal, en hadden wij gaarne wat breeder en grondiger over Philo en de Alexandrijnen gesproken gezien. Niet bijzonder hoog loopen wij ook met schrijvers beschouwing van de in Jezus tijd onder de Joden heerschende partijen. Te weinig laat Schneçkenburger uitkomen, dat het Farizeïsme, ook in zijn anti-hiërarchische beginselen, eene voortzetting van het oude profetisme was, en ook wat dit betreft ten tijde van Jezus tegenpartij mogt heeten van de Sadduceërs, in wier hand de priesterlijke