bladzijde, zooals de titel is, zonder eenige rust te moeten lezen. Het wordt op die wijze een abacadabra.
Wat het werk zelf is, leeren wij al dadelijk uit de voorrede. Het is geen schotschrift, 't is zelfs geen staatkundig boek. De lezer, die er algemeene beschouwingen over het pauselijk bewind in zoekt, zou zich in zijne verwachting bedrogen zien. Maar wat heeft men dan te verwachten? Ook dit zegt de schrijver ons. Het zijn opmerkingen, aangeteekend op eene reis van zes maanden, welke opmerkingen, na twee jaren in de schrijflade te hebben gerust, door About aan het publiek worden overgegeven.
Nadat de schrijver in 58 bladzijden zijne reis naar Rome beschreven heeft, kiest hij de volgende schetsen, om ons een denkbeeld te geven van het hedendaagsche Rome: Mijn logement; het plebs; het ghetto; Transtévère; de moord; de loterij; de middelstand; de kunstenaars; de Romeinsche adel; het leger; het gouvernement; Romeinsche zeden; de dood; het vee; togtje naar het zuiden; de huurkoetsier; terwijl het geheel besloten wordt met eenige aanteekeningen van den vertaler.
Uit deze inhoudsopgave blijkt o.i. voldoende, dat het werk zoo volledig mogelijk is. En dit alles geschetst met de pen van About, zoodat de stijl u soms doet tintelen van genot, waarlijk het werk verdient in veler handen te komen, en dat het publiek er belang in stelt, bewijst dan ook de tweede druk. Jammer, dat die leelijke titel ons bij het digt slaan weder in het oog valt.