Op zekeren avond was Hogarth in zijne werkplaats bezig, toen men hem berigtte dat er een heer was, die hem over eene belangrijke zaak wenschte te spreken. Hogarth is wel verwonderd over dat late bezoek, maar geeft last om hem binnen te laten. De deur gaat open en de schilder stuift verschrikt achteruit. 't Was Fielding, Fielding zelf, die voor zijne oogen staat en hem groet. Hogarth, die het allerminst aan spoken of geesten geloofde, wrijft zich de oogen, beziet den man andermaal, maar 't is onmiskenbaar Fielding zelf, die zich voor hem had neêrgezet en scheen te wachten, dat hij zijn penseel zou nemen en zijn portret maken; maar de schilder kon van zijne verbazing en zijnen angst niet bekomen. Plotseling schijnt de schim ongeduldig te worden, en roept hem met eene doffe, als uit het graf komende, stem toe:
‘Haast u wat, Hogarth, ik moet spoedig naar mijne woning terug keeren.’
Bij deze woorden valt de schilder flaauw. De schim neemt koel eene karaf met water, en besprengt er zijn gelaat mede, terwijl zij, toen Hogarth tot bewustheid kwam, hem met eene zachtere stem toesprak:
‘Boezemt het aanzien van den dood u zooveel vrees in, dat het u belet, om iets bij te dragen tot den roem van een oud vriend?’
Zonder zich die verschijning te kunnen verklaren, werd de schilder, bij dat beroep op zijne vriendschap, bewogen, greep zijne penselen en haastte zich, om eene schets van Fielding te maken, naar zijn zonderling model. Gereed zijnde, naderde de schim, beschouwde de teekening en sprak:
‘'t Is zeer goed. Maar nu nog,’ voegde het spook er bij, ‘voor ik u vaarwel zeg, een' handdruk van de schim uws vriends.’
En daar Hogarth zich niet haastte om hem dat bewijs van hartelijkheid te geven, greep het spook hem bij de hand en drukte die met zoo veel kracht, dat de schilder begreep, dat de spoken toch van geene zoo onstoffelijke natuur moesten zijn. Maar terwijl hij deze bedenking maakte, verdween het gelaat van Fielding, om plaats te maken voor dat van Garrick, dien bewonderenswaardigen tooneelspeler, die de gelaatstrekken in zijne rollen zoo treffend wist na te bootsen. Bij dat gezigt begon Hogarth van harte te lagchen, en de uitgever liet de schets graveren die aan 't hoofd van Fielding's werken staat.