woordige professor in Bazel, die in de hertogdommen algemeen als een ijverig patriot bekend stond.
Geen wonder dus, dat de prins reeds op zeer jeugdigen leeftijd geheel doordrongen werd van de denkbeelden, dat de verbinding der hertogdommen met Denemarken voor eerstgenoemde staten verderfelijk was, en de toen bij hem als ingewortelde indruk daarvan is nimmer uitgewischt.
Op 25 Maart 1848, toen de jeugdige prins juist gereed was om de ouderlijke woning te verlaten, ten einde zich met zijn jongeren broeder naar de universiteit te Bonn te begeven, ontving men berigt van de proklamering der provisionele regering te Kiel. De moeder van den prins geraakte daardoor in geene geringe bezorgdheid, te meer daar haar gemaal, voor aangelegenheden, de hertogdommen betreffende, zich juist te Berlijn bevond. In de eerste plaats moest men er dus op bedacht zijn aan het gevaar te ontkomen, door de Denen te worden opgeligt. Dit mogt echter niet op lafhartige wijze plaats hebben; neen! de moeder zelve eischte hare zonen op, om zich in de gelederen hunner dappere landslieden te scharen.
Even gewillig als spoedig voldeden zij aan die oproeping, en de beide prinsen traden in dienst bij het Sleeswijk-Holsteinsche leger. Gedurende de jaren 1848 en 1849 nam de hier bedoelde prins Friedrich deel aan alle gevechten en veldslagen, en op den dag dat de slag bij Fridericia geleverd werd, juist zijn twintigste geboortedag; werd zijn sabelschede door een deenschen kogel verbrijzeld, een bewijs, dat hij het vijandelijke vuur niet schroomde. Ook in het jaar 1850 nam hij een werkdadig deel aan den slag bij Idstedt en het gevecht bij Missunde.
Nadat de Oostenrijkers en Pruissen, roemrijker gedachtenis, de staten zijns vaders waren binnengerukt, nam hij zijn ontslag en begaf zich naar de universiteit te Bonn, van waar hij, na een tweejarig verblijf aldaar, bij het pruissische leger in dienst trad. In het jaar 1856, toen hij ook daar zijn ontslag had genomen, verbond hij zich in het huwelijk met de prinses Adelheide von Hohenlohe-Langenburg en leefde van toen aan als majoor à la suite op zijn kasteel Dolzig in Nederlausitz, tot de gebeurtenissen van den jongsten tijd hem plotseling van daar opriepen. Vastberadenheid en bedachtzaamheid zijn de grondtrekken van zijn karakter; daarbij bezit hij veel ernst, eene veel omvattende zaakkennis en besluit spoedig en bepaald, wan-