| |
Een verhaal uit Zweden.
Naar het Engelsch
door Taco.
Christina van Zweden, het eenig kind van Gustaaf Adolf volgde haren vader, den Noordschen Leeuw, de regterhand van het Protestantsch geloof, op jeugdigen leeftijd op. Zij was eene vrouw van groote begaafdheden en van nog grooter geestkracht en onbuigzamen wil, hoedanigheden die van haar vader op haar waren overgegaan en die bij haar als het hoofd eener bijna volstrekte alleenheersching tot meer dan mannelijke kracht aangroeiden. Hare eigenzinnigheid vertoonde zich altijd op eene dolzinnige soms ook op eene edelmoedige wijze, en in eene vlaag van de laatste soort legde zij plegtig de kroon ne- | |
| |
der, naar zij meende, tot welzijn des volks. Spoedig had zij berouw over deze opoffering, dan het was te laat en zij bragt hare laatste dagen in stille afzondering door. Vooral was het de wensch dezer zonderlinge vorstin, om vergeleken te worden met Elisabeth van Engeland, en zij volgde deze zelfs na in hare hardvochtige en onwaardige koketterie. Een gevolg van een en andere was 't geen wij nu gaan verhalen.
De jonge koningin van Zweden gaf een prachtig feest, eene schitterende maskerade in haar paleis te Stockholm.
Dit feest had een bijzonder karakter, waardoor het dubbel luisterrijk en aantrekkelijk was en te gelijk het heerschend zwak van de heldin van het Noorden, deed in het oog vallen. Voor één avond wilde Christina het genoegen hebben openlijk en geheel en al de Engelsche koningin voor te stellen en rondom zich te doen verrijzen al wat schitterend en groot was aan het hof der vorstin, die zij nabootste.
Met dit oogmerk had zij bevel gegeven, dat hare hovelingen voor dien tijd het karakter zouden aannemen van de meest beroemde personen uit Elisabeth's regering en in bijzondere gevallen bewees zij er eenigen de eer hen de rollen aan te wijzen, die zij te spelen hadden.
Dit was, zoo als men zich herinneren zal, eene kiesche zaak, want rollen als die van Essex en Leicester hadden eene beteekenis, die de algemeene opmerking niet konden ontgaan. De een of andere oude staatsman kon voor Burleigh spelen, zoowel als dit in het beroemde Drama van Puff plaats heeft; maar geen gewoon persoon dorst zich belasten met de voorstelling van een der twee genoemde heeren. Een zedig aspirant naar hofgunst mocht zich vertoonen in 't gewaad van Raleigh en menig jeugdig hoveling verscheen dan ook dien schitterenden avond in het kleed van Sir Walter.
De koningin was verrukt over het welslagen van haar plan. Er was eene strenge etikette in acht genomen betrekkelijk de kleeding, en opdat in dit opzicht niets te wenschen overbleve had Christina de moeite gedaan portretten te laten komen van de personen, die voorgesteld zouden worden. Zoo werd de gelijkenis volkomen.
Onder de personen die bij deze gelegenheid de aandacht trokken door hun voorkomen of door hunne manieren, behoorde een jong kavalier en eene sierlijk gekleede dame, die gedurende
| |
| |
den avond veel bij elkander waren. Beiden onderscheidden, zich door hooge beschaving en bevallige ongedwongen manieren: zonder de taal die zij spraken, moest dit hen reeds als vreemdelingen doen kennen.
Het waren Franschen. Zij schenen zeer vertrouwelijk met elkander te zijn; maar er was een zeer groot verschil tusschen hen. De dame scheen geneigd en zelfs begeerig zich openlijk in de menigte te vertoonen, terwijl haar geleider blijkbaar zocht zich aan aller oog te onttrekken en vooral niet opgemerkt te worden door de koningin, die zich voortdurend in den schitterenden kring bewoog. Ten laatste scheen het den jongen kavalier te gelukken zijne gezellin zijne wenschen te doen deelen, zij zetten zich in de vensterbank van een der voorramen neêr en begonnen fluisterend een levendig gesprek. Jong, vrolijk, en als Franschen van natuur spotziek, overzagen zij uit hunnen schuilhoek de geheele vergadering en onderwierpen ieder dien zij zagen aan een geestig maar niet kwaadwillig onderzoek.
‘O,’ zeide de dame, ‘zie dien kleinen Leicester eens; hoe bevalt hij u?’
‘Arme jongen, hij ziet niet dat de koningin een karikatuur van hem heeft willen maken, door hem zoo aan te kleeden!’ gaf de heer ten antwoord.
‘De schim van lord Burleigh, heeft ten minste diens pruik, maar niets meer.’
‘En zie eens hoe Sir Christopher Hutton zich houdt! Men zegt dat de engelsche ridder goed danste, maar zijn representant is een menuet in eigen persoon.
Zoo snapten de heer en dame bij 't raam. Eindelijk zeide de dame met schijnbare onverschilligheid maar op een toon, die grooter belangstelling verried: - Apropos, hoe bevalt u de koningin?
‘De koningin,’ zeide de edelman, verward rondziende.
‘Ja,’ ging de dame voort, ‘vindt gij dat zij op Elisabeth van Engeland gelijkt?’
‘Onder ons gezegd - zooveel als madame Laura op Maria Theresia van Frankrijk!’ was het antwoord van den jongeling.
Bij deze woorden werd hij doodelijk bleek. Zijne dame scheen den inval alleen te genieten.
‘Admirable!’ riep zij uit en betuigde hare tevredenheid over de geestige opmerking, door een hartelijken lach.
| |
| |
Maar hare vrolijkheid verstomde op het zien van iemand die vlak voor hen stond.
‘Wie is madame Laura?’ zeide de koningin want deze had zich vóór het paar geplaatst en de laatste woorden gehoord.
De edelman, reeds zigtbaar ontroerd was bij deze vraag genoodzaakt tegen den muur te leunen. Hij herstelde zich echter spoedig in zoo verre dat hij stotterend ten antwoord gaf:
‘Madame Laura, uwe majesteit, is eene dame te Parijs, die de eer heeft op de koningin van Frankrijk te gelijken, zoowel in manieren als in schoonheid.’
Christina zag den spreker twijfelend en wantrouwend aan. Na eenige oogenblikken beet zij zich op de lippen en zeide:
‘Graaf d'Harcourt, dit is een staaltje van fransche galanterie waarvoor de koningin van Zweden u later zal kunnen danken.’
Met een trotschen hoofdknik voor 's graven gezellin, keerde Christina zich af, en ging met vorstelijke schreden naar de plaats waar eenige hovelingen om eene speeltafel vereenigd waren. Intusschen fluisterde men overal: ‘De koningin heeft den jongen Franschman aangesproken. Zijn fortuin is gemaakt.’
Het voorwerp hunner opmerkzaamheid zeide zacht tot zich zelven: ‘Ik ben verloren!’ Zijne dame vaarwel zeggende verliet de graaf d'Harcourt ijlings de zaal.
Christina ging dadelijk naar den franschen gezant, dien zij tot zich riep:
‘Onder het zegel der geheimhouding heb ik uwe excellentie eene gunst te vragen.’
‘Uwe majesteit bevele,’ gaf de diplomaat ernstig ten antwoord, ‘en ik zal mij gelukkig achten, u zooveel ik vermag, te gehoorzamen.’
‘Ik verzeker u,’ gaf de koningin ten antwoord, ‘dat uwe magt niet op eene zware proef zal gesteld worden. Het is slechts eene kleinigheid, waarin ik nu belang stel; maar ik geloof dat gij de eenige zijt, die mijn wensch kunt bevredigen. Ik wilde slechts weten, wat en wie is eene parijssche dame die madame Laura heet?’
‘Madame Laura - madame Laura!’ herhaalde de ambassadeur, de oogen nêerslaande.
‘Ja, madame Laura, hernam de koningin ongeduldig. ‘Kent uwe excellentie haar.’
| |
| |
Toen de afgezant verzekerde, dat hij nooit van zulk eene dame had hooren spreken, stampte Christine ongeduldig op den grond en werd boos. ‘Dan zal uwe excellentie,’ zeide zij ten laatste op gebiedenden toon, ‘wel zoo goed willen zijn die dame voor mij op te sporen. Laat er nog heden avond een expresse naar Parijs worden afgezonden, die mij dadelijk volledige inlichtingen komt brengen, betreffende den stand en het karakter van deze madame Laura.
De ambassadeur boog zich eerbiedig, en ging heen om iemand op deze zonderlinge zending af te vaardigen.
Wij zeiden reeds dat de koningin van Zweden Elizabeth navolgde, of geleek in hare gewoonte om met een of ander edelman van het hof te koketteren. De persoon, die op dien tijd bijzonder in Christina's gunst scheen te deelen, was de jonge Franschman, die, om staatkundige redenen uit zijn vaderland gebannen, naar Zweden was gegaan, in de hoop van bij het leger geplaatst te worden. De koningin ontving hem met teekenen van bijzondere onderscheiding: zij maakte hem kapitein bij hare lijfwacht en gedroeg zich jegens hem op eene wijze die den zedigsten hoveling het denkbeeld zou gegeven hebben, dat hij een man was, die bijzonder deelde in de gunst der koningin.
Voor een jong mensch van 25 jaar, van een stoutmoedig en eerzuchtig karakter, was zulk eene overtuiging even vleiend als verleidelijk. Wij kunnen niet zeggen, dat dit bij den graaf d'Harcourt het geval niet was, maar welke droomen zijne eerzucht hem mocht voorspiegelen, zijne liefde had hij gevestigd op een ander voorwerp dan de koningin van Zweden. Dit was de baronnes Helena van Steinberg, eene jonge schoone française, de weduwe van een Zweedsch edelman.
De baronnes beantwoordde d'Harcourts neiging ten volle, maar het oog der liefde deed haar spoedig de magtige mededingster bemerken, die zij zijne liefde betwisten moest. Bij gelegenheid van het bal masqué had het Christina behaagd den graaf d'Harcourt de rol van Essex op te dragen. De baronnes, van deze omstandigheid onderricht overzag al het veel beteekenende daarvan en verstoutte zich den wenk der koningin te beantwoorden door eene bedekte zinspeling van dezelfde soort. Op het gevaar af, van de koningin te beleedigen, had de baronnes zich dien avond gekleed naar een portret van
| |
| |
lady Sidney, die Essex in 't geheim beminde. Van daar den onwil van d'Harcourt om op de maskerade de aandacht tot zich te trekken, dewijl de baronnes zijne gezellin was. Hoe goed zou het den jongeling geweest zijn, ware hij even omzigtig met zijn woorden geweest!
Christina's kostuum, dat hem de geheimzinnige aanmerking betrekkelijk madame Laura ontlokt had, was ook inderdaad wel eenigzins bespottelijk. De tallooze plooien van Elisabeth's gewone kleedij met al haar stijfsel en statige attributen pasten weinig bij de rustelooze zorgelooze en bewegelijke koningin van Zweden. Misschien was zij eenigzins bevreesd voor de waarheid eener dergelijke opmerking en te bitterder was haar het denkbeeld, bespot te worden door den man, dien zij begunstigde en dat nog wel voor het oog harer mededingster.
De ongeduldige koningin kreeg binnen acht dagen berigt uit Parijs, dank zij de naauwgezette opvolging van de bevelen, die de expresse ontving.
‘Madame Laura,’ zeide het dokument dat hij medebragt, ‘madame Laura is eene hofdame, die gek geworden is. Hare manie bestaat daarin, dat zij gelooft koningin van Frankrijk te zijn, en in kleeding en versierselen de ware vorstin Maria Theresia geheel en al tracht te evenaren. De koningin trekt geen kleed aan dat niet dadelijk door madame Laura wordt nagevolgd. Daar zij even onschadelijk als belagchelijk is, laat ieder haar met vrede en geheel Parijs kent haar onder den naam van: karikatuur van de koningin. De dépèche bevatte nog meer bijzonderheden van dezelfde soort, en daarbij ging een portret van de arme madame Laura, die gekleed was als Maria Theresia en er allerbespottelijkst uitzag.
Christina's woede kende geen palen. Zij had dadelijk begrepen, dat d'Harcourts vergelijking iets ongunstigs moest bevatten; maar te vinden dat men haar vergeleken had met eene ijdele, belachelijke gekkin - haar de heldin en de trots van het Noorden - haar, die den uitvinder dezer grove beleediging bijna had getoond, dat zij hem beminde - het voorwerp te zijn van de bespotting van dezen jongen vreemdeling en van lady Sydney, de vrouw voor wie hij haar scheen te smaden - die gedachte folterde het hart der trotsche en grillige koningin. ‘Ellendigen,’ riep zij uit, ‘en deze beleediging hadt gij mij als een kompliment willen doen aannemen!’
| |
| |
Met zulke gevoelens bezield, sloeg zij een blik in het gedetailleerd verslag nopens madame Laura.
‘Zoo onschuldig als de krankzinnigheid dezer dame is,’ zoo las zij verder, ‘zoo gestreng is zij als vorstin en in geenen deele geneigd, de grootmoedigheid onder de vorstelijke deugden op te nemen. Zij spreekt altijd van regt doen.’ Deze zinsnede paste juist bij de stemming des koningin.
‘Ja,’ zeide zij, ‘als ik bespottelijk ben zoo als zij, zal ik haar in alle deelen gelijken.’ Toen zette zij zich neder om eene geschikte straf voor d'Harcourt uit te denken. Zij vond er geene, die zwaar en streng en plotseling genoeg scheen. Zoo bragt zij den dag door waarop zij deze kwellende tijding uit Parijs ontving.
De kalmte van den nacht bragt haar tot andere gedachten. In veranderde stemming stond zij op, en in plaats van bevel te geven hem naar den kerker te voeren, zond zij dien morgen aan d'Harcourt zijne aanstelling als luitenantkolonel. De graaf, die Stockholm had willen verlaten, was verbaasd en verwonderd over dit berigt, te meer daar hij niet kon twijfelen of de koningin moest van een der fransche hovelingen het geheim ontdekt hebben van zijne toespeling op madame Laura. Het gedrag van Christina scheen hem dus hoogst grootmoedig en te gevaarlijker voor zijne trouw aan de gravin van Steinberg. Nog meer was dit het geval, toen hij na weinig maanden kolonel werd, na eene dappere daad verheven werd tot generaal en den gouden sleutel ontving van opperkamerheer in buitengewone dienst. Voorts zette men hem aan zich te laten naturaliseren, dat hem den weg opende tot nog hooger betrekkingen.
Allen beschouwden naijverig den jongen Franschman, die zich in klimmende gunst mocht verheugen: Zeker zou hij minister....misschien nog meer worden. Hij was verrukt door de edelmoedigheid der koningin en geloofde dat zij hem moest liefhebben hoewel niets dan hare vriendelijke handelwijze, misschien ook hare blikken hem dit hadden doen vermoeden; hij zelf had nimmer daarover durven spreken.
Verblind door het vooruitzigt op persoonlijke gunst van eene jonge, magtige en niet onbevallige vorstin, gevoelde d'Harcourt toch, dat hij nog met geheel zijn hart aan de gravin van Steinberg hing. Zijne getrouwheid en zijne eerzucht werden ten laatste regtstreeks op de proef gesteld, wie de overhand moest
| |
| |
hebben. Met eene mengeling van smart en vreugde, had de barones van Steinberg haren minnaar hooger en hooger zien stijgen. Het gevoel van smart behield het veld. Zij zag dat de eerzucht hem van haar vervreemdde. Zij schreef hem dus op zekeren dag dat zij van plan was des avonds Stockholm te verlaten, maar liet duidelijk blijken, dat zij blijven zou, als hij haar nog genoeg beminde om haar terug te houden. Bijna te gelijker tijd ontving hij een brief van de koningin, die hem verzocht oogenblikkelijk in eene geheime zitting van haren raad te verschijnen. Dit was zoo veel als het berigt dat hem nieuwe verheffing wachtte. De graaf wist niet wat te doen; zijne eerzucht, of wat hij zijn pligt noemde, behield de overhand. Hij sloeg geen acht op de uitnoodiging der gravin maar ging naar het paleis terwijl hij in zijne verbeelding zegels en portefeuilles voor zijne oogen zag dansen.
Toen hij aangediend werd had de koningin zitting. Allen glimlachten den gunsteling toe, maar Christina liet allen gaan en d'Hartcourt bleef bij haar alleen. Zij was bleek en ontroerd. Hij droomde zich eene kroon om de slapen. Na eene pauze nam de koningin eene portefeuille met het koninklijk wapen, het teeken van de hoogste zoo niet van de koninklijke magt, en die hem voorhoudende zeide zij:
‘Begeert gij dit?’
De glimlach der koningin deed den jongen edelman hieruit verstaan: Bemint gij mij?
Hij viel op de knieën en gaf ten antwoord: ‘Ja ik bemin u zoo zeer als ik u vereer en bewonder!’
Zoo sprak hij eenigen tijd voort, toen de koningin hem in de rede viel.
‘Genoeg!’ riep zij op een toon die hem het bloed in zijne aderen deed stollen; - op een toon als die waarmede een tooneelspeler een masker afrukt dat hij lang heeft gedragen. De ontstelde graaf wilde opstaan, maar zij gaf hem gebiedend een teeken in die houding te blijven. ‘Ten laatste,’ riep zij vol bitterheid, ‘zie ik u dáár en het uur mijner wraak is gekomen.’
Stom en roerloos viel d'Harcourt achterover met het hoofd op een leunstoel. ‘Ja,’ ging Christina voort, ‘ik wist dat gij mij bemindet, maar ik wilde u dat hooren betuigen, omdat ik u nu als vrouw kan zeggen, was ik u lang als koningin had kunnen zeggen, dat ik u - verach en verafschuw!’
| |
| |
Een diepe zucht was 't eenig antwoord dat de ongelukkige kon geven.
‘Ja,’ ging de koningin voort, ‘ik heb u verheven, alleen om dit uur te kunnen genieten. Elisabeth verhief den graaf van Essex trapsgewijze tot rang en eer. Dat heb ik ook met u gedaan. Als ik geen Elisabeth kan zijn zooals madame Laura, op wie ik zoo veel gelijk, en die even wreed als krankzinnig is, kan ik de gelijkenis voltooijen. Gij kent het einde van Essex?’
‘De dood!’ riep onwillekeurig de ontroerde graaf.
‘Ja, de dood op een schavot,’ zeide de koningin. ‘Ik heb zorg gedragen u te laten naturaliseren, gij zijt geheel in mijne magt. Maar ik zal deze zaak op eene wijze meerder waardig dan madame Laura eindigen,’ voegde Christina bitter er bij. Terwijl zij zoo nog sprak liet zij hare raadsheeren weder binnen komen en zeide: ‘Deze man is krankzinnig. Zend hem naar een krankzinnigenhuis!’
Bewusteloos van ontzetting werd de graaf uit hare tegenwoordigheid verwijderd.
De ongelukkige werd inderdaad krankzinnig. Hij vond echter in de teederheid van eene vrouw eene vergoeding voor de wreedheid van eene andere. Op het hooren van zijn vonnis, dat spoedig verzacht werd, ijlde de barones de Steinberg, al hare verongelijking vergetende naar Stockholm terug.
Het overige deel van haar leven was gewijd aan de verzorging van den zinneloozen graaf d'Harcourt.
|
|