| |
Reis in Cilicië en in de bergen van den Taurus.
Door Victor Langlois.
In de jaren 1852 en 1853 heb ik den Taurus doorloopen. Hoewel enkelen vóór mij reeds hier geweest zijn, geloof ik niet, dat iemand zoover is doorgedrongen. Het was in 1853 zeer heet, en ik moest Tarsons verlaten en een toevlugt zoeken te Ichmé, dat op de kaarten niet wordt gevonden. Aldaar hadden de Europeesche consuls, de notabelen van Tarsons en Mersine tenten opgeslagen, om er in de schaduw te verademen. Ik had een uitstekenden gids, de groote kaart van M. Kiepert. De consul van Frankrijk, de heer Mazoillier, die vroeger den heer de Lamartine tot dragoman gediend had, voorzag me daarenboven van al wat mijn reis kon vergemakkelijken. Hij verkreeg voor mij van den Gouverneur-generaal der provincie, den muchir (maarschalk) Zia-pacha, een bouyourlou (officiëelen brief) voor al de kaimakains der distrikten en de beys van zijn gouvernement, en hij liet me daarenboven een escorte van zaptiés (ongeregelde ruiters belast met de policie) geven.
Daar mijn tolk, een jong Armeniër, die tamelijk goed fransch sprak, overleden was, gaf de heer Mazoillier mij dien van het consulaat. Deze - een Christen - heette de Kharadja Bothros Rok, d.i. Pieter van de Rots. Ik kan niet zeggen, dat zijn biografie sterk voor hem innam, daar men zelfs fluisterde: dat hij niet vreemd was aan rooverij op de groote wegen; maar dat hij volmaakt bekend was met de door mij te nemen route, was zeker. Ik liet aan hem de organisatie der kleine karavaan over; deze bestond uit de zaptiés, een kok, een moukré (beestenleider) en mij.
| |
| |
Toen alles gereed was en Bothros den dag des vertreks bepaald had, vertrokken we - naar de massieve bergen.
| |
Excursie in Cilicië. - Lamas. - De rots van 't geweer. - Eloeusa. - Een onweer in den Taurus. - Selefké. - Een Turk consul van Engeland. - Een niet gastvrij gouverneur.
De voeten der bergen staan doorgaans in zee. Een kleine rivier, door Strabo de Lamas geheeten, was in de oudheid de grensscheiding der beide Ciliciën. Door de langdurige droogte konden wij gemakkelijk door de rivier gaan. We bragten den nacht in het dorpje Lamas door, den zetel van een bisschop uit de eerste eeuwen der Christelijke jaartelling. Des anderen daags kwamen we aan een zoogenaamde Deli-Sou (Dol-Water), zooals de Turken alle rivier-takken noemen. Daar in de nabijheid ziet men een rots, die onmogelijk te beklimmen is, en op welks top ik toch een pijl en boog geplaatst zag, alhoewel men mij van een geweer en sabel had gesproken. Wie was de overmoedige waaghals geweest, die daar zijn wapenen gebragt had? Niemand weet het u te zeggen, en de menschen verbaasden zich zeer, dat ik niet van een bovennatuurlijke tusschenkomst hooren wou. Ik heb er een paar kogels op afgeschoten, maar het mogt me niet gelukken den boog te verplaatsen, die aan deze rots den naam heeft bezorgd van Tefinghué-Dagh (rots van 't geweer).
We reisden 's anderen daags aan de voeten der bergen voort; 't was een zware togt! - - Eindelijk bereikten we de oude stad Hoensa. Te midden der rotsen sloegen we onze tenten op. Plotseling stak een hevig onweder op. Stroomen regens vielen op de stad; de wind ontwortelde de oudste boomen; de donder brulde zonder poozen. Die van een ontzettend tooneel houdt, ga in den Taurus op een onweder wachten!
Van Eloeusa gingen we langs een Romeinschen weg naar Séleucie (Sélefké). Dit dorp is gebouwd met de materialen van de oude stad, die Seleucus-Nicator gebouwd had, en die vroeger de hoofdstad was. Josaphat Barbaro gaf in de vijftiende eeuw eene beschrijving van Sélefké, en daaruit blijkt; dat de plaats onveranderd is gebleven. Men ziet er de restes van twee tempelen; - de schouwburg kan ruim 2000 menschen
| |
| |
bevatten. De omstreek is zeer schoon. Een geweerschot wordt daarbuiten wel honderdmaal geëchood. Men ziet hier zeer vernuftig uitgedachte waterleidingen, daar de putten veelal uitdroogen door de sterke hitte. Op het aankweeken van lekkere vruchten legt men zich zeer toe. Ik logeerde bij een ouden Turk, die te Sélefké de functies van engelschen consul waarneemt. De representant van koningin Victoria is een heer van den Taurus, die ze voor een bachchich, een drinkgeld, op het dak zijner woning huisvest. Twintig jaar neemt hij zijn betrekking waar, en ik was, naar zijn zeggen, de eerste Engelschman, dien hij gezien had. Ik had wel een paar uur werk, om hem aan zijn verstand te brengen: dat er ook Russen, Franschen, als ik, en anderen in Europa waren. Hij wou er niet van hooren, en zei: dat allen onder de Engelschen zaten, die op alle zeeën hunne stoomschepen en in alle kantoren hunne guinjes zonden. Ziedaar de opinie der Oosterlingen: Europa is - Engeland! De gouverneur, die in een ellendig huis woont en één neger tot bediende heeft, ging uit - om mij te ontloopen, en zijn neger bekeek mijn papieren en vroeg een drinkgeld, dat hij brutaal in mijn bijzijn natelde, en waarvoor hij niet eens bedankte. Vele inwoners leven met de dooden - in grafkelders: dat 's goedkoop. Men ziet hier nog vele Grieksche inscripties uit den christentijd.
| |
Kalo-Koracésium. - Tatli-Sou (bron met zoet water). - Kurko.
We verlieten Sélefké vóór het opgaan der zon. Des avonds sloegen we onze tenten op, in de ruïnes van Kalo-Koracésium; een byzantijnsche stad, door de Turken verlaten, en die ze Perschemké (vrijdag) noemen. De zaptiés gingen een bron zoeken voor de beesten, en de kok maakte onzen eenvoudigen maaltijd gereed. Uit een Grieksche inscriptie is me gebleken, dat Kalo-Koracésium in het jaar 370 n. C. gebouwd is. In het midden der ruïnes, tusschen Perschembé en Coryeus, wordt een Eden aangetroffen, dat de Turkomans Tatli-Sou, zoet water, noemen. Hier is een bron, waarvan reede Varro gezegd heeft: zijn water drinkende, wordt men zeer scherpzinnig en groot van verstand. Ik had moeite me van dit paradijs los te scheuren, en geheel mijn gezelschap ware hier gaarne
| |
| |
langer gebleven; maar het was tijd, om naar de ruïnen van Corycus te trekken, waarschijnlijk het rijkst aan antieke gedenkteekenen uit de Middel-eeuwen. Corycus was vroeger beroemd door zijn tempel van Mercurius, beschermgod der stad. Thans ziet men een doodenstad met meer dan tienduizend monumenten. Onder de Arménische heerschappij heette Corycus, Gorigos, en de Turken geven aan de ruïnen den naam van Kurko-Kalessi (kasteel van Kurko) of eenvoudig weg Kurko.
Ik bleef er vele dagen, tot het verzamelen van armenische en bijzantijnsche inscripties.
| |
Een onbewoond huis. Bibliotheek en guitar. Een antieke poort.
Daar ik vele dagen te Kurko getoefd had, en we plan hadden om al dieper in den Taurus te dringen, liet ik voor ons en de paarden eerst provisie halen. Nu togen we verder, en kwamen na een zwaren togt, aan een zeer belommerde plaats. We gingen voort, hoewel dat steeds lastig werd, en ontdekten eindelijk een opening tusschen twee rotsen. Dat was stellig de fameuse plaats waar, volgens de helleensche tradties, de meester der Goden is vastgeketend geweest. Men gaat nu een grot in, die diep en vochtig is, en waarin de lieden vroeger door een profetischen waanzin zijn aangegrepen geworden, en orakelen werden geboren.
In een soort van kapel bragten we den nacht door, en 's anderen daags met het krieken, zetteden we onzen weg voort over de bergen. Weldra stonden we zoo hoog, dat we de zee konden zien, en de bergen van het eiland Cyprus. Reusachtige cederen, door stormwinden ontworteld, lagen dwars op ons pad. Geen woester plaats, alleen bezocht door de beeren en hyenas van den Taurus, laat zich denken. Acht uren lang, nu eens te voet en dan weder te paard, dwaalden wij hier rond. Eindelijk zagen we hutten, maar...ze waren verlaten, al hoewel er veel provisie gevonden werd. Bothros snuffelde terstond in de grootste hut rond, en vond daar zelfs een bibliotheek met arabische handschriften, die thans voor een groot gedeelte te Parijs zijn, en een guitar. De eigenaar was dus zeker een letterkundige en kunstenaar. We deden alsof we thuis waren; het sans gène is dan wel geoorloofd. Ik heb vele inscripties afgeschreven, zoowel op graven als op kerken, en zag daaruit dat de stad in de elfde of twaalfde eeuw verwoest is.
| |
| |
Een jager, daar ontmoet, geleidde ons naar Lamas.
In de verte ziet men het kasteel van Aseli-Koi, en op den weg een poort. Dat is een grootsch werk, dat zeker tot de hooge oudheid opklimt. We sloegen daarachter de tenten op, aten des avonds smakelijk, en sliepen rustig tot den volgenden dag.
| |
Eloensa. - (Sebaste) Ruïnes van Sébaste te Lamas. - De Dumbelek. - Nemroun. - Kulek. - Maden. - Een défilé. - Kulek. - Kalessi. - Versterkte plaatsen.
Reeds spoedig waren we 's anderen daags te Eloeusa. In het romeinsch tijdvak, droeg Eloeusa (olijvenaarde) den naam van Sébaste. Men ziet er de ruinen van een tempel en een theater en vele Sarcophagen. We hielden halt in deze stad.
Na eenige dagen rustens gingen we naar Lamas, waar we 's avonds aan den oever der rivier, onze tenten opsloegen. Den volgenden dag de zon alleen tot gids hebbende, ging het voorwaarts, en 's avonds kampeerden we bij een Turkomanschen stam, waar de menschen er zoo verdacht uitzagen, dat Bothros in hun bijzijn de geweren liet laden. Nu ging het eenige dagen steeds door Turkomansche plaatsen verder.
We bewonderden den onmetelijken berg de Dumbelek, en bereikten daarna het dorp Nemroun, het oude Lampron. Het is eigenlijk een Yayla of zomerverblijf, waar de inwoners van Tarsous en Adana 's zomers lucht scheppen.
Van daar hielden we halt te Kulek-Maden, waar lood en zilver gevonden wordt. Van hier gaat men steeds door dorpen, tot men eindelijk een défilé passeert, als die van Darial, in den Kaukasus. Men komt zoo te Kulek-Kalessie, waar alles nog aan de kruistogten herinnert. In 1832 heeft Ibrahim-pacha alhier versterkte plaatsen doen opwerpen, die thans echter van allen wapentuig ontdaan zijn. Nu wordt de weg steeds onveiliger daar zich op den grooten weg van Kulek zeer vele dieven of bandieten ophouden.
| |
Een bandieten-kamp. - Annacha-Kalessi. - De witte brug. - Adana.
We hadden een groot gedeelte van den dag gemarcheerd om een uitstap naar Annacha-Dagh te maken, toen we een paar geweerschoten hoorden.
Spoedig verschenen twee ruiters, die ons op het regte pad
| |
| |
wenschten te brengen, en ons zoo naar hun chef, een beruchten turkomanschen bandiet, geleidden. Mehemet-Katerdji is bekend - als de grootste schurk en dief van den Taurus. Beschermd door de turkomansche Chefs, exploiteert hij den weg van Kulek in 't groot. Elke Karavaan betaalt hem schatting. Toen wij in zijn kamp, als men 't zoo noemen wil, kwamen - zagen we spoedig: dat we met geen zwakke partij te kampen zouden hebben.
Drie dagen waren we gedwongen aldaar uit te rusten. Bothras, die vroeger zeer bekend was geweest met den chef, deed ons nu goede diensten, en daardoor kregen wij het kasteel van Bosauti te zien.
De chef deed ons den kortsten weg naar Annacha-Kalessi wijzen, alwaar we ons reeds een uur later bevonden. Aldaar wordt veel ontwikkeling bespeurd. Het is hetzelfde kasteel, dat Albert d'Aix ‘het kasteel van Butreute’ noemt, en aan welks voet de kruisvaders defileerden, toen ze, Cilicië door, naar Antiochië togen.
We bleven 's nachts in de ruïnen alhier, en reisden 's anderen daags noordwaarts. Aan de brug d'Ak-Keupri (de witte brug) verzochten we gastvrijheid. Aldaar toch wonen een paar douanen in een hut, die tevens tot herberg dient. Des morgens zeer vroeg verlieten we de douanen, en begaven ons naar Adana, waar we rust hielden. De pacha bood mij zijn paleis aan, maar ik gaf de voorkeur aan de gastvrijheid van den armenischen bisschop, die minder lastig was. Toen de pacha vernam, dat ik verder zou trekken, beval hij, dat mijn eskorte moest worden verdubbeld. Nu had ik 20 zaptiés, die me zouden verzellen door de bergachtige streek die naar het noorden van Tarse, Adana en Missis loopt.
| |
Vertrek van Adana. - Het Armenisch klooster van Sis, Zeithoun en Hadjin. - Anazerbe. - Terug naar Tarsous.
In december is de hitte in de vlakte, die Adana van Taurus scheidt, soms onverdragelijk, waarom wij, 20 december, 's morgens zeer vroeg op reis togen. We moesten vele Turkomansche kampementen door, en maakten gebruik van de gastvrijheid, ons door een der chefs, Arslau-aga, hoofd der Sarcanteli-Oglou, beleefdelijk aangeboden.
Toen we de noodige rust genomen hadden en provisie had- | |
| |
den opgedaan, geleidde ons de aga der Sarkanteli naar den aga van de Kara-Hadjélou, wier tenten digt bij Sis, wat ik wenschte te bezoeken, waren opgeslagen. Mourazabey, zijn zoon het geleiden onzer karavaan opgedragen hebbende, beval ik aan een gedeelte van mijn karavaan mij bij den turkomanschen aga op te wachten, ten einde niet in een armenisch klooster aan te komen, met een vertoon van onnoodige magt. Men kwam overeen, dat Mehémet-bey, zoon van Mouraza-bey, en slechts twee ruiters, mij naar het klooster zouden verzellen. Ik had introductie-brieven voor den armenischen patriarch. Ik zag echter spoedig, dat de beste aanbeveling het bevel was, dat Mouraza-bey aan zijn zoon gaf: ‘dat men mij goed moest behandelen in het klooster, en dat de patriarch mij de bibliotheek en den schat van de kerk moest laten zien.
Op drie uren afstands van het huis, dat zich Mouraza-bey aan den voet van den Taurus heeft doen bouwen, verhieven zich de huizen van de stad Sis. Dat was, in de Middeleeuwen, de residentie van de armenische koningen in Cilicië, die er kerken hadden laten bouwen en paleizen en versterkte plaatsen, hadden doen oprigten. Het armenisch klooster is een mengelmoes van constructies van elk genre. Zoodra onze komst opgemerkt werd, kwam een der waardigheidbekleeders ons begroeten, en na den zoom des gewaads van den jongen bey gekust te hebben, als teeken van onderwerping, nam hij diens paard bij den teugel en leidde dat in het klooster.
De patriarch had een collation voor ons gereed. De eerwaardige prelaat zat op een divan in een slecht verlichte zaal. Eenige onderhoorigen zaten aan zijn voeten, en hij dampte wat rook in van een langen schibouk. Na ons gezegend te hebben, beval Z. Heil. Mikaël II, dat de monniken het collation zouden opdragen. Onder het eten van de tinnen schotels informeerde de patriarch naar het doel van mijn bezoek, en verzocht hij mij, zoolang het me zou gelusten, mijn intrek in het klooster te blijven nemen.
Men liet mij een bed spreiden in de zaal van den Drian of van het Kappittel, wier vensters zich openden naar alle winden. Ik bleef verscheidene dagen om de manuscripten der bibliotheek te bestuderen, en den schat der monniken te gaan zien. Men bewaart hier, in massief zilver gevat, vier reliquien, kruisen, mijters en evangeliën allen rijk in zilver. Een dezer evange-
| |
| |
liën is een meesterstuk van armenische calligraphie; het werd in de 14e eeuw aan de kerk van Sis geschonken door Constantijn IV, koning van Armenie.
De Armeniërs van den Taurus, algemeen bestempeld met den naam Zeithoun, zijn ongeveer tienduizend in getal. Zij erkennen geen ander gezag, dan dat van den patriarch van Sis, en hebben een raad (medgilis) zaamgesteld uit vier agas gekozen uit de oudsten hunner dorpen. Deze raad is belast met de defensie van het grondgebied, met de inwendige policie en de betrekkingen met het gouvernement van Adana en den berg van Kussau Oglou. De lieden van Zeithoun zijn landbouwers en Karavanen begeleiders; zij dragen allen wapenen, zelfs als ze naar de kerk gaan. Zelfs de barbier die den monniken de kruin scheert, was gewapend. Om het karakter dezer menschen te leeren kennen, kan het volgende dienen. Een man van Zeithoun had tegen de kerk gezondigd door zijn nicht te huwen, en werd geëxcommuniceerd door den priester van zijn dorp. Hij begaf zich, woedend, naar de kerk, legde zijn karabijn op den priester aan, en riep. ‘Hef de excommunicatie op, of ik schiet je dood!’ Het gebeurde, en alles ging den ouden gang.
Tien dagen bleef ik onder de monniken leven. We namen afscheid en kwamen op een vlakte die onafzienbaar was, en waarop de zon vreeselijk brandde. Eindelijk bereikten we Anazerba, waar men een lange rij van waterleidingen ontdekt. Het was twee uur. We bleven eenige dagen bij de dappere Turkomans van Bousdaghan, waarna we te Tarsous kwamen en onze vreemde en interessante togt geëindigd was.
|
|