Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1864
(1864)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 80]
| |
voor het meerendeel grooter van gestalte dan de Europesche vrouwen. De kleeding is zeer eenvoudig, maar hoogst zindelijk en sierlijk; zij dragen gewoonlijk een lang wijd geplooid kleed, hetgeen sommigen een vestalisch aanzien geeft, en hebben dan een bloemkrans op het hoofd of versieren het wollige haar met de geurige roode bloesems der Hibiscus rosa cinencis. Ook verstaan de behaagzieke Otaheitsche vrouwen meesterlijk de kunst om uit de jonge dunne bladeren van den kokospalmboom een bijzonder sierlijk hoofdversiersel (rewa rewa) te maken, terwijl zij met de vlugge en bekwame handjes van de zijde of vloeipapier gelijkende epidermis een wonderschoone, fijne, ruischende krans maken die zij op hoogst ideale wijze in de volle haren steken. De Otaheitsche vrouwen zijn hartstogtelijke danseressen; zij geven zich doorgaans aan het genoegen om te dansen met eene vurigheid en teuggeloosheid over, die het Europesche schoonheidsen zedelijkheidsgevoel kwetsen. Daartoe behoord vooral de geliefkoosde ‘Upa-Upa’ dans, welke gewoonlijk des Zondags op Pré Catulau, eene uitgestrekte vlakte, die in de nabijheid van het paleis van den Franschen gouverneur ligt, door half beschonken meisjes der inboorlingen gedanst wordt. De Fransche soldaten en gensdarmen, ja zelfs de beambten van het gezantschap zijn daarbij, hoewel de dans volgens de wetten des lands, verboden is, luidruchtige toeschouwers. Men moet, zegt Dr. von Scherzer, de Upa-Upa door de ijdele bewoonsters van Otaheite met al de hartstogtelijkheid eener zinnelijke natuur hebben zien dansen, om te kunnen begrijpen hoe verontwaardigd en beschaamd ieder ander dan een Fransche toeschouwer is. Zonderling genoeg heeft deze dans eene treffende overeenkomst met de Parijsche Cancan, zooals die vroeger in het Quartier Latin in de welbekende Chaumière werd gedanst, alleen met het onderscheid, dat bij de Upa-Upa de bevalligheid der Parijsche dansen niet gevonden wordt en alleen eene reeks zedekwetsende gebaren in de onbetamelijkste vormen vertoond worden. De op den grond zittende muziekanten slaan daarbij met de vlakke hand op kleine trommels en geven dan met de voeten de maat aan. Plotseling springt eene danseres uit den kring, maakt een aantal der wonderlijkste, vreemdste bewegingen, die, hoe onbetamelijker zij zijn, al meer toegejuicht worden en mengt zich daarna weder uitgeput onder de jolende menigte. |
|