die keuze gelukkig? Rauwenhoff was bekend als een gevierd prediker, als een uitstekend discipel en warm bewonderaar van professor Scholten; zijne dissertatie en enkele uitgegeven geschriften hadden hem den naam verschaft van een bekwaam theoloog; maar van zijne beoefening der Kerkelijke Geschiedenis had hij geen openbaar blijk gegeven. Wat is er dan van hem voor dit vak te verwachten? Voor allen, wie die vraag ter harte gaat, is het van belang de inaugurele oratie van den nieuwen professor te leeren kennen. Men weet immers dat zulk eene redevoering gewoonlijk het programma bevat, waaraan de spreker zich bij zijne behandeling der wetenschap wenscht te houden. Wij leeren dan ook hier het standpunt kennen, waarop Rauwenhoff zich bij de beschouwing der kerkelijke geschiedenis plaatst en van waar hij bij hare verklaring wil uitgaan. Hij verklaart, wat volgens hem het leidend beginsel moet zijn bij zijn onderwijs.
De taak van den geschiedschrijver is deze, dat hij, ‘de gebeurtenissen in haar inwendigen zamenhang en hare noodwendigheid leere begrijpen.’ Welke methode heeft men te volgen om deze taak goed te volbrengen? Vooreerst moet bij de behandeling der geschiedenis aan het supranaturalisme alle stemregt worden ontnomen. De onderstelling van eene telkens in den loop der dingen ingrijpende hoogere magt, geeft aanleiding tot willekeur en verklaart niets. Vervolgens wordt hier het beginsel der Tübingsche godgeleerden besproken. ‘Geheel de ontwikkeling der kerk wordt, naar hunne meening, door de idee der kerk beheerscht. De idee heeft in zich het vermogen, om zich in onderscheiden openbaringsvormen of hare verschijning, gelijk het heet, uit te zetten, zoodat de feiten, waarvan de geschiedenis verhaalt, de verschillende betrekkingen vertegenwoordigen, waarin de idee tot hare verschijning kan staan. Maar in de wijze, waarop de idee zich aldus door hare verschijning heen beweegt, volgt zij eene door haar eigen inhoud bepaalde wet, die men uit den gang der gebeurtenissen kan leeren kennen.’ - Is deze beschouwing ten deele in haar regt, omdat zij den belangrijken invloed erkent, dien het beginsel der kerk op hare ontwikkeling heeft gehad; zij kan niet geheel worden goedgekeurd, zij is eenzijdig en vergeet hoe de kerk zich