overtuigd mogt houden, dat de gestrenge en haren volwassen, met de koninklijke waardigheid bekleeden zoon als een schooljongen onder tucht houdende keizerin op dit oogenblik,’ enz.....; dit is een ziekelijke stijl. Blz. 116: ‘in de stilte...., wierp de klok.....hare dreunende toonen.....’ In hoeverre de dichter zijne klokken, toonen doet werpen zonder het gehoor te kwetsen, zullen wij ter beoordeeling van den Vert. zelve overlaten. De volzin op blz. 124: ‘De burgwacht, die in het geweer trad (kwam, als erkend), voorbij, de burgpoort door verliet de cavalcade de stad en bragt hare dieren weldra in sneller beweging’....is, ja, te begrijpen, doch geenszins behoorende tot den vloeijenden stijl.
Blz. 207 ‘kan zij weer (weêr) opkrossen (op krassen?)’
De potsierlijke avonturen van den ‘Huzaar en Pandoer’ op blz. 133 en v.v., hadden we reeds in het Stuiversmagazijn gelezen, waarin dergelijke aardigheden ter regten plaatse zijn: ‘Elk wat wils’....edoch uit de pen van den gunstig bekenden schrijver moest geene dergelijke, wel degelijke vertaling vloeijen.
De correctie is slordig, zoo vinden wij, onder anderen, op blz. 7, op en neer (neêr.)
Blz. 10: ‘Maar gij moet bedenken, dat die (dat hij die?) over zoo veel millioenen menschen heerscht alles zoo haarfijn niet kan nagaan.’
Blz. 11: ‘Weder in....hij weer’ (weder of weêr?).
Blz. 45: ‘Waarentegen echter....daartegen’ (daar en tegen?).
Blz. 52, 58 en 59: ‘zijgeweer’ (lees zijdgeweer).
Blz. 82: ‘hotel’ (hôtel?).
Op blz. 117: ‘ging de koning voor’ (vóór?) terwijl op blz. 130 de koning vooruit ging.
Blz. 124: ‘Mogelijk wat (was) dat zeker.’
Blz. 196: ‘Om hem het begrip arrest’ (begrip van arrest).
Wij hadden geen geduld de legio drukfouten aan te geven, en eindigen onze beoordeeling onder leedbetuiging dat de heer G. zijnen tijd niet beter heeft besteed dan met de vertaling van eigenlijk niets degelijks inhoudende verhalen, vol onwaarschijnlijkheden, die, zij mogen in Duitschland iets opbrengen, bij ons van luttel waarde zijn. De prijs is ƒ 1,40 - de gulden kon er gerust af.
X2.