Het leven van Martin Boos, Evangelisch Roomsch priester. Naar het Hoogduitsch bewerkt door T.M. Looman. Uitgegeven door de vereeniging ter bevordering van christelijke lectuur. Te Amsterdam, bij H. Höveker, 1859.
Evangelisch Roomsch priester: men vindt die namen niet dikwijls nevens elkander, en toch drukken zij zeer juist het karakter uit van den man wiens leven hier beschreven wordt.
Martin Boos was een van die Roomsche geestelijken uit Zuid-Duitschland die aan het einde der vorige en het begin dezer eeuw, zich onderscheidden door verlichte, Evangelische denkbeelden.
Geboren in 1762 genoot hij onderwijs aan het Seminarium waar o.a. de bekende Sailer werkzaam was.
Met ijver en liefde nam hij daarna zijne betrekking als kapellaan in een dorp van Neder-Zwaben waar, maar al spoedig ontdekte hij het ongenoegzame van de leer zijner kerk. Hij wilde heilig leven maar zijn gemoed en vond geen' vrede met de door de kerk aanbevolene middelen. Zelf schrijft hij in eenen brief: ‘Ik heb mij oneindige moeite gegeven om heiliglijk te leven, jaren lang, zelfs in het strengste van den winter, sliep ik op den harden en kouden vloer, terwijl ik mijn bed ongebruikt liet; ik geesselde mij ten bloede toe, ik verduurde den honger om mijn brood den armen te geven; ik bragt al mijnen ledigen tijd in de kerk of op het kerkhof door; om de acht dagen biechtte ik en gebruikte het ligchaam des Heeren. Ik wilde volstrekt door mijne goede werken en mijne goede zeden leven. Maar welk een leven was dat! In weerwil van al mijne heiligheid verzonk ik al dieper in mijn egoismus.’
Wij leeren daaruit eenen man kennen wien het ernst was met zijn verlangen om vrede voor zijne ziel te vinden.
Maar zijn hongeren en dorsten naar geregtigheid was toch niet vruchteloos. Hij begon de groote waarheid te begrijpen, dat de mensch niet door werken geregtvaardigd wordt, maar door het geloof, de bron der goede werken; het evangelie werd hem meer bekend en de leus van Luther werd ook de zijne. De regtvaardige zal door het geloof leven.
Als dorpskapellaan ontwikkelde hij die denkbeelden in zijne