eene onwaardeerbare dienst heeft bewezen, dat de ijver en het doorzigt van den schrijver bewondering en eerbied afpersen en dat het tijdschrift, gewijd aan Vaderlandsche Letteroefeningen, inzonderheid niet mag voorbijgaan die verdienste in dit werk op te merken, dat het een vaderlandsche arbeid en een vaderlandsch gedenkteeken is. Want bedriegen wij ons niet, dan is juist hierin de groote verdienste van dit handboek gelegen, dat het zich niet bepaalt om de verschillende theoriën over strafregterlijke onderwerpen kort en bondig uit een te zetten en daaromtrent des schrijvers gevoelen te openbaren, maar dat het vooral de Nederlandsche strafwetgeving naauwkeurig met wetenschappelijken zin onderzoekt en toetst aan de wijsgeerige grondslagen en beginselen, waarop onder de beschaafde volkeren de strafregtsleer moet geacht worden te berusten. Zoo dit werk bij de toepassing der strafwet onmisbaar is, ook bij eene aanstaande invoering van een echt vaderlandsch Wetboek van Strafregt, waarnaar Nederland haakt, sedert het zijn onafhankelijk bestaan herkreeg, zal dit werk ook voor den wetgever van onberekenbaar nut kunnen worden geacht en omtrent vele onderwerpen tot leiddraad verstrekken.
De uitvoering van dit werk verdient den meesten lof, zelden schenen ons papier en druk van een juridisch werk zoo onberispelijk. De uitgevers hebben het uitwendige in volkomene overeenstemming gebragt met den rijken inhoud van dezen arbeid, een arbeid, waaraan niet slechts dit voordeel is verbonden, dat hij de vrucht is van langdurige studien, maar die ook daarom op waardering aanspraak mag maken, dat hij de beoefening der strafregterlijke wetenschap opwekt en verlevendigt. Zóó baant dit werk zich zelf een weg.