goede raadgevingen, anecdoten, enz. alles aan het zeeleven ontleend of voor den zeeman toepasselijk.
Wij durven onze aankondiging gerust besluiten met de woorden van de heeren van Lennep en Weeveringh, in het prospectus, te bevestigen.
‘Wij wenschen,’ zeggen zij, ‘den zeeman een boek te geven, een boek, uit de frissche zeelucht geboren; een zoutig boek. Dit kunnen wij.’ Ja, de verschenen afleveringen hebben bewezen, dat zij dit kunnen.
‘Wij wenschen hem een boek te geven, zoo als den zeeman lijkt, met groote letters, want hij spelt meer dan hij leest, met stevig papier en omslaanden omslag, want hij heeft knuisten. Wij willen hem een boek geven, dat hem goed doe; dat willen wij!’ Die wil is aanvankelijk ten uitvoer gebragt.
‘Het boek zal goedkoop zijn, want het moet een Volksboek wezen; het zal een volksboek wezen, want het is grootendeels de herdruk van honderdmaal herdrukte volksboeken. Gods wegen op zee te verbeerlijken, en den zeeman te toonen, dat hij nooit moet wanhopen, ziedaar ons eerste doel. Hem met onze groote zeehelden in kennis te brengen: hem te doen opmerken hoe de Ruijter bad, en de Trompen vochten, en Bontekoe den moed niet opgaf, en Jan de Lapper schoenen lapte en zeestrijden won, ziedaar ons beste voornemen: Goeden raad geven, op ervaring gegrond, en korte verhaaltjes, waar pit in zit - in het kort een leesbaar Zeemansboek leveren, smakelijk en vermakelijk - dat zullen wij!’
‘Dat zullen wij! Is dat niet te veel gezegd? Neen, want wij hebben een voorraad, zoo rijk, als welligt geen volk dien bezit, wij hebben slechts te grijpen en voor te leggen. Wilt gij die niet tot u nemen, dan zijt gij krank, zeer krank en dan moet gij ten eerste gezond worden. Maar de zeewind waait u tegen en dat geeft lust en leven. Beproeft het en proeft!’
H.