L.N. Schuurman, Wet regelende de zamenstelling, inrigting en bevoegdheid der gemeente-besturen, 2de uitgave. (Te) Zwolle, (bij) Tjeenk Willink, 1861.
Wat practische bruikbaarheid betreft, geven wij aan deze gemakkelijke en nette uitgave boven menige andere de voorkeur, en indien het gebruik der eerste uitgave haar bij leden van gemeenteraden, gemeentelijke ambtenaren en allen, die geroepen zijn voor de naleving dezer wet zorg te dragen, reeds gunstig heeft aanbevolen, verwachten wij dat deze tweede vermeerderde en tot 20 November 1860 bijgewerkte editie, hun nog grootere dienst zal bewijzen. Wel komt het ons ook nu nog voor dat er in dit werkje te weinig gebruik is gemaakt van de gewisselde stukken, dat vooral de Memorie van Beantwoording, bij deze wet behoorende te weinig is aangehaald, dat de ratio legis hier en daar met een enkel woord niet verzwegen had moeten blijven, en dat door al te groote zucht tot beknoptheid de volledigheid wel eenigzins geleden heeft, maar eene onpartijdige beoordeeling vordert te erkennen, dat wegens stiptheid en naauwkeurigheid deze uitgave allen lof verdient en dat inzonderheid ministeriële resolutiën en regterlijke uitspraken, wel niet altijd even juist, zie ad art. 238, het arrest van den Hoogen Raad van Januarij 1848, (moet zijn 13 Januarij 1858 en zoo meer) niet met karigheid zijn opgenomen. Slechts enkele koninklijke besluiten en regterlijke uitspraken hebben wij gemist, o.a. bij art. 192 het besluit van 3 December 1859, waarbij het den Raad geoorloofd is te bepalen, dat geene kinderen onder de zestien jaren, op eenige school of in eenige fabriek zullen worden toegelaten, vóór dat door eene schriftelijke verklaring van den bevoegden genees- of heelkundige blijkt, dat zij de natuurlijke kinderziekte gehad of de welgeslaagde koepokinënting hebben ondergaan, en bij art. 143 het arrest van