is ons oordeel oneindig gunstiger. Daarbij is vlijtig gebruik gemaakt van de gewisselde stukken en beraadslagingen, daarbij is niet gearbeid met schaar en stijfselkwast, waardoor zoo menig lapwerk onder den titel van handleiding of verklaring in het licht verschijnt, maar daarbij hebben wetenschappelijke zin, grondige studie en practische ondervinding voorgezeten. Het was voorzeker een gelukkig denkbeeld des schrijvers, de uitgave van dit werk eenigen tijd te vertragen om de werking der wet gade te slaan en zijne aanteekeningen dragen dan ook op meer dan eene plaats de doorslaande bewijzen van opmerkzaamheid en kunde. Het trof onze aandacht, dat de vraag of art. 45 der successiewet niet onvolledig moet worden geacht, wanneer een boedel ten gevolge van verwerping van broeders en zusters in eene regte linie geërfd wordt, door den schrijver niet is behandeld: zij is nogtans een onderzoek allezins waardig. Doch de successsiewet zal nog wel meer geschilpunten doen geboren worden, en indien de schrijver het genoegen mogt smaken zijn werk herdrukt te zien, hetgeen de wijze, waarop hij zich van zijnen arbeid kweet, doet verwachten, dan zal hij ruimschoots gelegenheid hebben om die aan te stippen en de regterlijke uitspraken daarbij aan te halen. Nogtans moeten wij met betrekking tot dit tweede gedeelte aanmerken, dat menige aanteekening als bloote reproductie der wet, zonder bezwaar had kunnen zijn weggelaten, terwijl wij dikwijls de juiste aanwijzing der ratio legis hebben gemist. Waar de schrijver zijn oordeel blootlegt, mogt dit wel iets uitvoeriger zijn geschied: dat wij al zijne uitleggingen tot de onze maken, wenschen wij niet geacht te worden. Vooral kunnen wij niet toegeven wat de schrijver leert in geval van verwerping, bij art. 17.
Als derde deel levert de schrijver een algemeen overzigt der behandelde wet, hetwelk zich door naauwkeurigheid en wetskennis onderscheidt, in paragraphen is gesplitst en van kantteekeningen en noten is voorzien. Het is voor de praktijk zeer gemakkelijk gemaakt en de lezing daarvan is, wij kunnen niet zeggen, zeer aangenaam, (want de wet van den fiscus is zeker wel aridarum aridissima), maar nogtans zeer bruikbaar.
Doch, hoe dor deze wet ook zijn moge, hare bepalingen