behouden, meest in 't Latijn of oud-Italiaansch onvertaald blijven, en zouden dus, voor velen, noodeloos het boekdeel hebben verzwaard.
Ziedaar hoe, en op welke wijze Savonarola aan ons lezend publiek wordt voorgesteld. De vertaling is, voor zoo verre wij konden nagaan, zeer goed en de stijl vloeijend en juist, al meende de heer van Leeuwen, de sierlijkheid van het Hollandsche of het vloeijende der lezing, somtijds te moeten opofferen aan zijn streven om den pligt van den historischen vertaler te behartigen, d.i. getrouwheid aan het oorspronkelijke. Waar eenig Italiaansch of Latijnsch citaat in den tekst voorkwam, is het aan den voet der bladzijde vertaald, en, zoo als wij zeiden, zijn vele aanteekeningen, die zeer belangrijk mogen heeten, aan het werk toegevoegd.
Wij hebben het bock dan ook met uitstekend genoegen gelezen en noemen het een kostbaar produkt onzer drukpers. De geschiedvorscher zal er veel in vinden, dat hem slechts weinig bekend, of misschien geheel onbekend was. En wat Savonarola in het algemeen was, zal dit werk voor hem zijn een licht in de duisternis.
De correctie is allezins juist, dank hebben de zorgvuldigheid van Dr. Swalue, waarmede Z.W. Eerw. alle bladen in proef wilde overzien. De uitvoering is net, terwijl het titelvignet keurig is te noemen en het werk niet weinig versiert.
Wij eindigen deze beoordeelende schets met den wensch, waarmede de vertaler zijne voorrede besluit: ‘Het boek make zijnen weg ook onder ons, het ontmoete bevoegde en welwillende beoordeelaars, waar vooral vele oplettende lezers, in dezen tijd, waarin Europa's aandacht zoo zeer op Italië, Savonarola's vaderland is gerigt. Immers ook hier zal men de waarheid kunnen opmerken van:
‘In 't verleden ligt het heden......’
Moge Italië's politieke wedergeboorte uit den druk van het gruwelijkst absolutisme tot welbegrepen constitutionele vrijheid, eene volkomene, bevestigde waarheid worden, maar deze dan ook - gelijk Fra Girolamo, overeenkomstig het hem in de XVde eeuw geschonken licht, ze daartoe ten werktuig trachte aan te wenden - naar het hooger gerezen licht der XIXde eeuw, de leidsvrouw zijn tot eene luisterrijke zedelijke wedergeboorte, tot ‘de vrijheid der kinderen Gods.’