hij kan maken - zetten wij ons neder - en opdat wij eene naauwkeurige beoordeeling zouden geven, begonnen wij met scherp toe te zien. Spoedig - eere aan onze oplettendheid! - hadden wij iets gevonden; en met vreugde namen wij de pen ter hand terwijl eene gedachte bij ons opkwam, alsof wij wilden zeggen: ‘zie zoo, mijnheer de vertaler! uw werk is toch niet vlekkeloos!’ Aangemoedigd door dit goed begin, meenden wij een rijken oogst van feilen aan de Letteroefeningen te kunnen toezenden. Doch nu wij aan het einde van onze lectuur zijn gekomen, zien wij met smart, dat wij verzuimd hebben onze aanteekeningen voort te zetten. Ons vel papier bevat een paar regels schrift en verstoord werpen wij het in den haard.
Wij moeten u om verschooning vragen, mijnheer de Redacteur! die ons de recensie van dit werk toevertrouwde, dat wij u niet kunnen vergasten op een paar bladzijden aanwijzingen van: er staat dat en er moet dit staan; die komma is verkeerd gezet; dáár heeft de vertaler den schrijver niet begrepen; ginds is de schrijver onjuist geweest. Evenwel, wat wij u verzoeken mogen, wijt het niet aan ons; wij waren ijverig genoeg begonnen, maar werpt de schuld op den schrijver, den vertaler, de uitgevers, en wie er aan hebben medegewerkt, om het werk zulk eene belangstelling te geven of de overzetting in zulk een' vloeijenden stijl te gieten, of de uitgave zulk een behagelijk kleed aan te trekken. In waarheid, mijnheer de Redacteur! het ligt niet aan ons, maar onze gedachten werden zoo medegesleept, onze aandacht zoo geboeid, dat wij pen en papier vergaten en ons onverdeeld met de bladzijden bezig hielden, telkens naar eene volgende verlangende, en toch bij deze blijvende stilstaan.
Het zal na het bovenstaande wel onnoodig zijn, iets tot aanbeveling van het werk te zeggen, en wij zouden ook in waarheid verlegen staan, wat het eerst te noemen, wat het meest te roemen. Historie en fantasie, natuur en kunst, beschrijving en verdichting zijn zoo naauw aan elkander verbonden of liever in elkander geweven, dat zij moeijelijk te onderscheiden zijn en te zamen zulk een schoon geheel vormen, dat het ons onwillekeurig wegsleept.
Hetzij de schrijver u voert in de ondoordringbare wouden der nieuwe wereld, waar nog nimmer de bijl des houthak-