De schrijver houde ons inmiddels eene kleine aanmerking ten goede. Zij heeft betrekking op eene onnaauwkeurige definitie, waarop wij ook in dezen zesden druk, even als in de vorige uitgaven van het werkje, hebben gestooten. Op bl. 19, zegt de heer de Jager, onder § 89: ‘De werkwoorden hebben, zijn, zullen en worden noemt men hulpwoorden, wanneer zij andere werkwoorden in de vervoeging te hulp komen.’ Hieruit zoude men kunnen besluiten, dat deze vier werkwoorden ook als activa of neutra alléén, of op zich zelven staande, worden gebezigd, in welk geval zij dan natuurlijk zouden ophouden hulpwoorden te zijn. Deze gevolgtrekking, die als van zelve uit de opgegevene definitie is af te leiden, zoude voorzeker erroneus zijn. Met hebben, zijn en worden, hebben wij, ten dien opzigte volkomen vrede; doch wij geven in bedenking, of de aangehaalde bepaling ook met juistheid op zullen van toepassing is. Immers, zullen wordt nooit als hebben onmiddellijk door een substantief als in: ik heb boeken, gevolgd; noch als zijn en worden door een substantief (als adjectief gebruikt), een adjectief of een participium, als in: ik ben koning; gij zijt ziek; hij is te Nijkerk geboren; wij worden landbouwers; gij wordt gezond, zij worden geslagen. Zullen wordt daarentegen altijd gevolgd door een werkwoord in de onbepaalde wijze, 't zij onmiddellijk, 't zij met één of meer woorden tusschen beiden, bij voorbeeld: zij zullen reizen; hij zal ontmaskerd worden; ik zal het der wereld verkondigen, enz. Enkel gebeurt het,
wel is waar, eens, dat zullen alléén voorkomt, als in: Ik geloof niet, dat hij het wil doen? - Hij zal!; doch dan heeft er eene ellips plaats, gelijk wij die zoo dikwijls in het Engelsch vinden, en is het alsof men zeide: ‘Hij zal het doen! (Ik beveel, dat hij het doe; ik zal hem wel noodzaken het te doen!)’ Onze scherpzinnige taalkenner gelieve hierover na te denken, en, indien hij onze opmerking gegrond vindt, hopen wij, dat hij ze bij de bewerking van den zevenden druk, dien wij het boekje durven voorspellen, zal utiliseren.
De uitvoering is zeer netjes, en de prijs van het werkje is, den degelijken inhoud in aanmerking genomen, uiterst matig te noemen.
Z., November 1860.
l.a.h.