Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1861
(1861)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 115]
| |
schrift bekend uit het mengelwerk van de Vaderl. Letteroef. voor 1859. Ref. heeft het tegenwoordig nog al druk en neemt daarom de vrijheid zijnen lezer eenvoudig mede te deelen, hoe hij door een paar dames over het boekjen heeft hooren spreken. ‘Wat akelig, he? Toen ik het las liep me eene rilling over 't lijf; 't is om kinders meê naar bed te jagen; maar zou het wel heelemaal waar gebeurd zijn?’ ‘Daar kan je niet aan twijfelen; de ontvanger zei dat hij er in eene courant over gelezen had.’ ‘Als dat zoo is, dan is 't stellig waar. Ik kan me maar niet begrijpen, hoe een meisje zoo op er eigen houtjen naar Kalifornië en China durft gaan; dat lijkt me wat raar toe.’ ‘Dat vind ik toch zoo'n wonder niet; er gaan wel soeurs de charité en zendelingsvrouwen naar China, omdat ze daarmêe den hemel meenen te kunnen verdienen; zou een meisje dan niet naar Kalifornië kunnen gaan om fortuin te maken? Dominé zei immers zondag nog: de kinderen dezer wereld en hun geslacht zijn voorzigter dan de kinderen des lichts?’ ‘Je moet niet hatelijk worden, omdat je weet dat ik nog al met zendelingen op heb; maar om bij 't boekjen te blijven, ik heb 't aan onze kindermeid te lezen gegeven, en die vindt het o zoo mooi.’ ‘Nu daarvoor is 't ook een flinke lectuur.’ ‘Neen zoo ongunstig denk ik niet over 't boekjen; 't is waar en 't is akelig - dus is 't interessant.’ Deze conclusie laat Ref. op rekening van de dame die het laatst aan 't woord was. |
|