| |
| |
| |
De vondelingshuizen in Rusland.
De reiziger die in den zomer Rusland bezoekt en bij helder weder den top van het Kremlin bestijgt, ziet een schouwspel voor zich zoo fraai en indrukwekkend, als hij dit naauwelijks ergens elders vinden zal, - hij telt de drie honderd vijf en zestig kerken zoo als men zegt in Moskou aanwezig; zijn oog rust op de plaatsen waar de groote veldslag in 1813 begon en eindigde, en waar de eerste Napoleon zijne plannen in duigen zag vallen; en verder in een der opene ruimten buiten de muren der stad ziet hij een groot gebouw, het vondelings hospitaal; - hij die eene zekere voorliefde voor kleine kinderen heeft, tot welk volk hij ook behooren moge, zal dit stellig niet onbezocht laten, en hij zal zich dit bezoek niet beklagen; de beleefde directeur ontvangt den vreemdeling op hoffelijke wijze, laat hem het geheele uitgestrekte gebouw zien en geeft alle inlichtingen welke men verlangt.
Het ruime gesticht heeft vier hooge verdiepingen welke een breed regthoekig vierkant vormen, en eene binnenplaats insluiten, die als een tuin is aangelegd. Aan de eene zijde strekt het gebouw zich wat meer uit, deze vleugel heeft den vorm van de letter L en in de ruimte daar vóór, treft men weder een vrij uitgestrekten tuin aan, met breede wandelpaden en bloembedden. De vertrekken gelijkvloers zijn voornamelijk voor de huishouding ingerigt, men vindt er de provisiekamers met allerlei zaken tot dagelijksch gebruik en de bergplaatsen voor hout en andere brandstoffen.
Toen wij ‘zoo schrijft de reiziger uit wiens dagboek wij dit artikel overnemen,’ door de tuinen vóór het huis den hoofdingang binnen traden zagen wij ongeveer vijftien of twintig kinderen, van twee of drie tot negen of tien jaren oud, zeer netjes en doelmatig gekleed in groepjes verdeeld al spelende en zingende, omringd van jonge vrouwen om op hen te passen, die er zeer vriendelijk en tevreden uitzagen en goed doorvoed schenen te zijn. Al deze oppassters en ook de kinderen hadden dezelfde kleeding aan; de jongens lange grijze jasjes, grijze lakensche petten, en kleine laarsjes over de broek heen; de meisjes grijze jurkjes en groote witte katoenen mutsen.
| |
| |
Deze groote inrigting bestaat uit twee afdeelingen; in de eene worden de weezen en kinderen van ‘nobles’ adelijken die volstrekt geen fortuin en familie of goede vrienden hebben opgenomen, als het voldoende blijkt dat ze geheel onvermogend zijn. Ze kunnen op elken leeftijd in 't gesticht komen, worden onderhouden en opgevoed op kosten van den staat, en krijgen als zij de jaren bereikt hebben, eene betrekking in de maatschappij; de kinderen die wij in den tuin hadden gezien behoorden tot deze adelijken.
Wij gingen eene menigte breede ijzeren trappen op en kwamen aan eene rij vertrekken waar het kantoor gehouden en alle zaken betreffende het gesticht geregeld worden; er waren groote kasboeken op lessenaars, en ook op planken rondom den muur, alles genummerd volgens de jaren, wij vonden er bedrijvige klerken en boden, in een woord het geheel zag er uit als elk kantoor waar veel omgaat; verder bezigtigden wij de kapel die zeer fraai verguld en met schilderijen aan de muren en aan de zijde van het altaar versierd was; de Russische kerk veroorlooft geene beelden, maar er is evenveel wat het oog bekoren kan als in de Roomsch Catholieke kerken. Wij zagen ook geheele galereijen en kamers, vol met portretten van de keizerlijke familie en andere begunstigers en directeurs van 't hospitaal, benevens glazen kastjes of stolpen met verscheidene antiquiteiten en kunstvoortbrengselen, waarmede men van tijd tot tijd het gesticht begiftigd had.
Nu geleidde men ons naar de slaapzalen, deze zijn allen zoo aan elkaâr gelijk, dat het genoeg is als men er maar een gezien heeft; alles was zeer symetriesch ingerigt, het vertrek was zeer groot en hoog, aan elke zijde waren lange rijen met bedden, tusschen elk bed waren twee wiegen digt bij elkaar, aan het voeteinde van elke legerstede was een houten bankje dat tot kist diende, en als men de klep opligtte, tot berging der kleederen gebruikt werd; aan het hoofdeinde was een smaller bankje tusschen het bed en de wieg der kleine; boven elke slaapplaats hing eene kaart of een houten bord van een nummer voorzien, waarop eenige woorden met wit krijt geschreven waren. De wiegen hadden kappen, waren uit hout vervaardigd en van dekens met eiderdons gevuld, voorzien, Men was verwittigd van onze
| |
| |
komst, wij werden door den directeur en twee of drie heeren uit het bestuur vergezeld, en zoo vonden wij al de bedienden op haren post, aan elke zijde zestig, dus honderd twintig oppassters in de geheele zaal, even als soldaten in 't gelid geschaard; hare eenvormige kleeding gaf haar nog meer het voorkomen van militaire uniform. Deze vrouwen waren de zoogsters of minnen, er waren er twaalfhonderd die een gelijk getal zuigelingen, meest alle niet boven de twee maanden oud verzorgden.
Aan elke zijde van de ruime zaal bevond zich een waschtoestel voor de kleine schepseltjes, bestaande uit eene koperen badkuip, ongeveer een half voet diep, en van onderen een weinig rond toeloopende, op een standaard met koperen pijpen, die naar verkiezing warm of koud water gaven, vóór deze bevonden zich vier tafels om de kinderen op aan te kleeden. In de meeste andere landen houdt de kindermeid het kind op haren schoot als zij het wascht of helpt, maar in Duitschland en in Rusland blijft zij staan en verrigt zoo hare werkzaamheden; ook hier wordt alles met verwonderlijke orde en op militaire manier verrigt. In elke zaal bevinden zich ongeveer acht of negen hulpkindermeiden, met eene directrice aan 't hoofd, die er, bij de anderen vergeleken, als eene dame uitziet en geheel in zwart zijde gekleed gaat. Het dienstbare personeel bestaat uit wel opgevoede, handige en beschaafde jonge vrouwen of meisjes, allen gelijkvormig gekleed, zij doen al het werk, passen de kinderen op, in een woord de zoogsters laten alles aan haar over; een dezer meisjes staat met bloote armen bij het bad met laauw water te wachten, de min komt met haar nummer in de hand dat zij aan 't hoofdeinde van haar bed van de muur heeft genomen, en overhandigt den zuigeling aan het kindermeisje, die hem schielijk ontkleedt en aan de oppasster die bij 't bad staat overreikt. Het kindje wordt nu handig en zorgvuldig gewasschen en ten derde male aan eene andere kindermeid overgegeven, op eene tafel met eene oude zijden platte peluw gelegd en met een warmen zachten handdoek afgedroogd. Nu krijgt het eene vierde meid in handen om 't aan te kleeden, het wordt nu in die bespottelijk ondoelmatige windsels gewikkeld, die op 't vaste land overal in gebruik zijn. Op deze wijze loopt alles spoedig af, er zijn
| |
| |
slechts eenige weinige minuten noodig om het kind geheel en al te reinigen en te kleeden, waarna de min het weder overneemt en in 't wiegje legt. Van sommige dezer wichtjes was de geboorte ontijdig, het zijn dan arme zwakke schepseltjes die naauwelijks teekenen van leven geven en het beste donzen bedje of gevulde deken is niet in staat genoegzame dierlijke warmte aan te brengen; om hierin te voorzien legt men ze in koperen wiegjes met dubbelen bodem, welke ruimte gedurig met warm water wordt gevuld, hetwelk 't kind steeds in denzelfden warmtegraad houdt. Wij zagen een twaalftal van deze soort van kinderen in watten gewikkeld met aapachtige ziekelijke gezigtjes. In een ander gedeelte der zaal toonde men ons eenige dezer schepseltjes die er nu door de goede zorgvuldige behandeling en verzorging zeer gezond en sterk uitzagen.
Na het bezigtigen der groote zalen met geverwde vloeren, die gemakkelijk schoon gemaakt kunnen worden, waar uitmuntend gezorgd wordt voor reinheid, luchtverversching en warmte, kwamen wij aan de kleinere vertrekken voor bijzondere gevallen ingerigt, zooals misvormingen, natuurlijke kwalen, waarvan sommige ongeneeslijk zijn en vroeger of later noodlottig werken kunnen; andere die door kunstbewerkingen weggenomen of verbeterd kunnen worden; weder andere die wel geen invloed op het leven en de gezondheid hebben, maar waardoor het arme schepseltje onsierd en misvormd wordt; er komen natuurlijk onder zulk een aantal kinderen vele zulke treurige gevallen voor, maar wat de wijze van behandeling en genezing aangaat, deze was niet beter of slechter dan in andere hospitalen. In een dezer zalen waren alleen de kinderen die aan huidziekten leden, niet die soorten die vrij algemeen en ook van ligten aard zijn, maar een uitslag die soms hardnekkig blijft aanhouden en zeer nadeelig is.
Er zijn nog meer zalen voor andere ziekte gevallen, maar de belangrijkste is die voor oogontstekingen, waar jong geboren kinderen niet zelden aan lijden. Van de twaalf honderd waren er omstreeks zestig aan onderhevig. Deze zaal is voorzien van groene luiken om er het licht bniten te sluiten, en men zorgt vooral dat er geen togt of koude lucht binnen dringt. Als de oogziekte reeds in vergevorderden staat is, dan zwellen de oogleden en er vertoont zich eene
| |
| |
geele stof, die tegen het ontstoken oog aandrukt; dit nu is ligt weg te nemen, als men maar zorg draagt, de oogen zorgvuldig en gedurig te wasschen, en met oogwater nat te maken; maar eene gewone kindermeid neemt dit zelden in acht, zij is onkundig en zij weet het niet, óf zij is lui en bevooroordeeld en wil niet, óf zij is schroomvallig en teergevoelig en durft niet; zij doen het oog niet genoeg open om er de stof uit te laten, omdat zij bang zijn dat het kind dan zou gaan schreeuwen, en wat het oogwater betreft, zij vergenoegen zich, dit alleen buiten aan 't oog aan te wenden. Wij waren ooggetuigen van de uitmuntende behandeling, die men hier volgde.
Eene der jonge vrouwen stond aan eene tafel met een metalen blad aan de zijden een paar duim hooger, in het midden bevond zich een fontein van warm water, die door eene pijp van gutta percha als een stortbad in elke rigting geleid kon worden, zij had eene platte geölied zijden peluw vóór zich; eene helpster stond naast haar. Eene geheele rij zoogsters met hare blinde zuigelingen stond in een lijn geschaard aan hare regter zijde, elke min had een lapje oud linnen en wat pluksel boven op. het hoofd. Nu kwam de eene na de andere vóór, de kinderen werden gedeeltelijk ontkleed en zij overhandigde haar kindje aan de verpleegster; deze legde het met den rug op de peluw, drukte met de linkerhand het onderste ooglid naar omlaag, terwijl de helpster het bovenste opligtte, daarna deed zij met de regterhand het stortbad van warm water in 't oog loopen, tot al het onreine vocht daaruit verwijderd was, nu nam zij het lapje oud linnen van het hoofd der min, droogde er het oog zorgvuldig mede af, zij liet nog eenige droppels oogwater in 't oog vallen, en legde het vuile pluksel en linnen op een hoop; zoo doende werd elke nieuwe besmetting afgewend, daar elk kind zijn eigen linnen mede bragt, en alles zorgvuldig gereinigd werd, alvorens het andermaal te gebruiken. Nu kreeg de min haar kind terug, die het weder in 't wiegje legde, en de geheele behandeling was in eenige minuten afgeloopen.
In eene andere zaal zagen wij de koepok-inënting, aldaar waren twee heelmeesters bezig, er bevonden zich ongeveer zestig kinderen; de helft werd ingeënt van den arm der
| |
| |
andere helft, aan wie dit acht dagen geleden gedaan was. Wij namen daar dezelfde orde waar.
Op onze vraag of het wel eens gebeurde, dat eene moeder die haar eigen kind daar had gebragt, zich als min aanmeldde en werd toegelaten, om het te zogen, antwoordde men ons, dat dit hier zeer ligt mogelijk was, maar 't zou altijd zeer toevallig zijn en niet onwaarschijnlijk dat zij, hoewel in 't zelfde hospitaal, het niet eens zien zou. Er wordt echter niets aan gedaan om het te verhoeden, en daarom kan 't ligt gebeuren, dat de moeder betaald wordt om haar eigen zuigeling op te kweeken.
De voor- en nadeelen van vondelingshuizen zijn reeds dikwerf besproken geworden, het in de hand werken van onzedelijkheid staat tegenover het behoud van vele menschelijke wezens. Er heeft altijd eene groote sterfte onder het menschdom plaats, want men berekent dat er een vierde gedeelte der kinderen bezwijken voor 't eerste jaar, maar dit getal is nog zoo groot niet als in de meeste andere hoofdsteden van Europa. Als men in den lageren stand en vooral in de fabrieksteden ziet, hoe weinig verstand de moeders van de behandeling der kinderen hebben, hoe zij hen verwaarloozen, hoe zij bij slechte voeding altijd in onreinheid verkeeren, en bij ongesteldheid allerlei dwaze huismiddeltjes aanwenden, dan lijdt het geen twijfel, of de kinderen in deze groote Russische vondelingshuizen zijn er veel beter aan toe, worden veel beter verzorgd en opgevoed, dan wanneer zij aan de zorgeloosheid en domheid hunner eigene ouders overgelaten waren. Het is bekend dat vele dezer kinderen uit een wettig huwelijk zijn gesproten, maar nijpende armoede en de beslommeringen van het leven verontschuldigen de ouders gedeeltelijk, en er is reden om te gelooven, dat vele dezer kinderen door de ouders terug worden gevraagd, lang voor den leeftijd waarop zij het gesticht moeten verlaten, misschien doet de zekerheid, dat zij haar pand ten allen tijd terug kan bekomen, menige moeder besluiten om er voorwaardelijk afstand van te doen, - deze instelling werkt natuurlijk de onzedelijkheid wel eenigzins in de hand, maar kindermoord wordt er toch door voorkomen. Het vondelingshuis te St. Petersburg is op veel kleiner schaal ingerigt dan dat te Moscou, maar er wordt overigens volmaakt dezelfde wijze van behandeling gevolgd. |
|