| |
| |
[pagina t.o. 481]
[p. t.o. 481] | |
C.C.A. Last. Steend. v. P. Blommers, te 's Hage. DE STOOMBOOT BROUWERSHAVEN VOOR LOEVESTEIN.
9. February, 1861.
| |
| |
| |
De stoomboot Brouwershaven.
(Met eene plaat.)
Het jaar 1861 heeft eene treurige vermaardheid gekregen en zal voor de nakomelingschap eene herinnering blijven, zoowel van het namelooze leed en de verschrikkelijke onheilen, door onzen vijand, het water, aan Nederland berokkend, alsmede van die vaderlandsche deugd, de zoo schoone deugd van weldadigheid, die bij het tegenwoordige geslacht nog niet is ontaard, aangemoedigd door onzen dierbaren vorst en versterkt door zijn loffelijk voorbeeld.
Groot was de belangstelling, - nieuwsgierigheid zoude hier een ongepast woord zijn - met welke men iederen dag de komst der nieuwspapieren te gemoet zag, die tijding aanbragten van vernieuwde ellende, van leniging van den nood, van treffende blijken van menschenliefde, van schoone vruchten der weldadigheid!
Watersnood, ijsgang, doorbraak, commissien van weldadigheid, verlotingen, wedijver in hulpbetoon: dat waren de woorden, die elks mond ontvloeiden; dat maakte de spil uit, waarom alle gesprekken draaiden!
De tijd heelt alle wonden, verzacht alle smart en de onophoudelijke wenteling van daden en zaken brengt elken dag nieuwe onderwerpen voor den menschelijken geest, doet indrukken verflaauwen door het telkens en telkens doen ontstaan van nieuwe, en plaatst zelfs de zaken, die ons eenigen tijd te voren het grootste belang inboezemden, als 't ware op den achtergrond.
Het voorgevallene in den jongst verloopen winter behoort evenwel gedurig in 't geheugen terug geroepen te worden. 't Is den mensch eigen om zich de voornaamste feiten, die bij zulk eene merkwaardige gebeurtenis voorvielen, gaarne aanschouwelijk te zien voorgesteld.
De wakkere uitgever der Vaderlandsche Letteroefeningen wilde ook in dezen niet achterblijven. Willende voldoen aan de belofte, bij de intrede van dezen jaargang gedaan, om dit maandwerk nu en dan met eene plaat op te luisteren, vermeende hij niet beter te kunnen doen, dan zijnen lezers eene episode uit die tijden van ramp en nood voor te stellen.
| |
| |
Bijgaande plaat stelt ons de stoomboot Brouwershaven voor, bij Loevestein het ijs brekende.
Ten einde der waarheid getrouw te blijven, volgt hier het verslag van den Ingenieur Waldorp, hetwelk wij tot dit einde, in zijn geheel, uit de Staats-Courant hebben overgenomen.
's Gravenhage, 1 Febr. 1861. Op last der regering is heden middag eene proefneming begonnen, om door middel van de ijzeren stoomboot Brouwershaven, welke tot dat einde van Rotterdam vertrokken is en de Lek zal trachten te bereiken, het ijs in die rigting te breken, zoodat het vrij kunne afdrijven.
Van den ingenieur Waldorp, aan wien het bestuur is opgedragen over de in ons No. vermelde proefneming om met eene stoomboot het ijs, in de rigting van de Lek, te breken, is gisteren avond een rapport ontvangen, waaruit het volgende ontleend wordt:
‘Heden middag ten 2 ure met de Brouwershaven van Rotterdam vertrokken zijnde, kwamen wij ten 3 ure voor een ijsdam, die boven de Groene Plaat zat, in het vaarwater, van omstreeks 300 el beneden peilraai CXXVIII, tot even boven die peilraai op de hoogte van het IJsselmondsche Veer. Langs de Groene Plaat en IJsselmonde stroomde het water dwars over.
Na een en twintig malen met volle kracht op den dam gevaren te hebben, wonnen wij ieder keer eene ontzettende massa grondijs. Toen wij op 5 el na den dam doorworsteld hadden, stond er nog 40 à 60 duim verval voor dat strookje, en stonden de schollen loodregt als palen in den grond. Eerst de vier-en-twintigste maal braken wij, onder geweldig kraken van boot en ijs, er door henen; echter niet zonder schade, daar wij verwringing van het roer kregen en onze schoepen verloren.
Wij moesten naar Rotterdam terugkeeren om de avarij te herstellen, en zullen morgen ochtend (Zaturdag) ten 7 ure weder van wal steken om te beproeven er door te komen naar de Lek.’
Ten aanzien van de proefneming met de stoomboot Brou- | |
| |
wershaven ontleenen wij uit een tweede rapport van den Ingenieur Waldorp, gedagteekend uit Ameide, van den 2den dezer, het volgende:
‘Heden morgen ten 7 ure van Rotterdam gestoomd zijnde, konden wij al dadelijk de resultaten van onzen togt van gisteren waarnemen. Het ijs in het vaarwater aan het Kralingsche Veer was zoover opgeruimd, dat wij langs IJsselmonde konden om komen, met zestien voet water; zonder verder ijs te ontmoeten, stoomden wij tot voorbij Langerak. De zoogenaamde Binnen-Lek liet water door, maar de Zuidergeul zat vast over circa 1000 à 1200 el, en werd tegen gehouden door eene aanzienlijke blanke ijsschol, die de halve lengte besloeg. Ons werk moest dus hier dadelijk beginnen, om het vaarwater schoon te krijgen. Twee uren achtereen zijn wij er gestadig tegen aan gestoomd, zoodat wij soms een el boven het ijs opliepen. Eindelijk brak de prop met geweld op, en wij moesten ons haasten om niet te verongelukken. Wij konden gelukkig de Noorder-Geul instoomen, anders waren wij in de klem geraakt. Hier was het beletsel dus opgeruimd, maar ten koste der raderen van de boot. Wij zijn tot Ameide voortgesukkeld, maar hebben besloten naar den Kinderdijk terug te keeren, ten einde van nacht de raderijzers en schoepen te vernieuwen. Als niets tegen loopt, hopen wij morgen ochtend weder van den Kinderdijk te vertrekken, om de stopping aan het Kersbergsche Veer aan te tasten.’
Volgens een telegraphisch berigt uit Vreeswijk van gisteren (Zondag) avond, was de Brouwershaven aan de Horden bij Hardinxveld, ten einde aldaar het ijs, zoo mogelijk, op te ruimen. Volgens een telegram van heden morgen uit Vreeswijk was die stoomboot in de Zuidergeul aan de Horden, beneden het Kersbergsche Veer vastgeraakt.
Ameide, 3 Febr. ‘Gisteren avond zijn wij aan den Kinderdijk teruggekomen met vier schoepen in het bakboordsen eene schoep in het stuurboordswiel, zoodat het hoog tijd was om te repareren. Heden nacht zijn al de schoepen vernieuwd van 8 duims eiken planken; alzoo goed toegerust zijn wij ten 7 ure heden morgen weder naar boven gestoomd.
Het water was nog al gevallen, hetgeen bij de diepgaande
| |
| |
stoomboot niet best paste. Ten 10 ure kwamen wij voor de ijsbezetting aan de Horden. De Oude- of Noordergeul langs het regter rivierboord was met bijzonder zwaar ijs, ter dikte van 20 tot 25 duim, zoo digt als het kon bezet. Met de meeste krachtsinspanning slaagden wij er in om over 1500 ellen het ijs weg te breken, en kwamen er ten 2 ure 45 minuten geheel doorheen. Wij hebben ééns sterk vastgezeten, doch slechts ééne schoep in een rad verloren.
Het ijs al opbrekende kwamen wij voor eene nieuwe ijsbezetting aan den Bolswaard boven Lexmond. Wij konden deze niet aantasten, omdat de zoom ijs boven het Kersbergsche Voetveer losraakte en weder dwars viel voor den bovenmond van de Noordergeul. Wij zaten nu vrij erg in de klem omdat volgens het gevoelen der deskundigen, de nieuw gebaggerde Zuidergeul met den lagen waterstand onbevaarbaar was, terwijl wij vóór en achter ons eene zwaar bezette rivier met dikke vast aaneen gesloten ijsschollen hadden. “Wij moesten toen beproeven door de Zuidergeul te komen, doch vielen daarbij dwars op het zand.
De positie is dus kritiek. Wij zijn bezig om de boot te ligten en los te werken, doch het is te vreezen, dat morgen de geheele dag daarmede gemoeid zal zijn.”
Ameide, 4 Febr. Wij zijn er in geslaagd de Brouwershaven vlot te krijgen. Ik heb dadelijk raad belegd en onzen loods (den Kapitein van de Culemborgsche boot) kategorisch afgevraagd of wij, indien de rivier zoo bleef vallen, later met de Brouwershaven zouden kunnen terugstoomen. Hij beantwoordde die vraag stellig ontkennend. Daarop besloot ik onmiddelijk de order tot den terugtogt te geven, om morgen naar Dordrecht en Hardinxveld te stoomen, om zoo de waterstand het veroorlooft, de proefneming op de Oude Merwede voort te zetten.’
Aan een nader rapport van den ingenieur Waldorp, den 5den dezer van den Kinderdijk, ontleenen wij de volgende bijzonderheden:
‘Nadat wij gisteren middag ten half vijf ure de ankers, kettingen en steenkolen uit de ligters hadden overgenomen, zijn wij met den meesten spoed de Lek afgevaren.
Het werd hoog tijd, want op de ondiepe plaatsen boven Schoonhoven raakten wij met de diepgaande boot telkens
| |
| |
den grond. Ten 7 ure kwamen wij hier aan. Heden morgen ten 10 ure was alles aan de boot hersteld en konden wij weder vertrekken. De Noord zat glad digt, van de scheepswerf van den heer C. Smit tot aan de Merwede te Dordrecht met uitzondering van een klein wak. De boot sloeg er die 500 ellen met kracht door heen. Ten einde zekerheid te hebben dat het ijs zich niet op nieuw in de Noord zou vangen, keerden wij terug en braken er op nieuw door. Wij verloren weder eene schoep, vernieuwden die, en voeren toen op nieuw door de Noord, en wel ditmaal tot Dordrecht.
Aldaar zat het ijs benedenwaarts vast, en werd in het Zwijndrechtsche Veer met schietschouwen gepasseerd. Bovenwaarts zat het ijs onbewegelijk van het Papendrechtsche Veer af tot zoover wij konden waarnemen.
Wij hebben toen de proef genomen om het ijs op de Merwede op te breken en te zien of niet daardoor meer water en stroom op de Noord kon gebragt worden, ten einde het daar opgebroken ijs af te voeren. Wij slaagden daarin en hebben de ijsbezetting over 2200 à 2500 el geheel opgebroken. Het opgebroken ijs dreef de Noord in, maar bleef er ten laatste hangen.
De toestand is dus deze: Mallegat en Krabbe digt; Oude Maas digt, en Noord ongeschikt tot afvoer. Om echter de zaak daarvoor op te geven, hadden wij reeds te veel gedaan. Vóór den stroom het ijs op te breken is onmogelijk, zonder er alles aan te wagen. Wij hebben daarom den laatsten en nog eenigen weg gekozen, om met de stoomboot over Hellevoet naar Willemsdorp te varen en dan, tegen stroom op, de Kil op te breken, alsmede het Mallegat, de Krabbe en, zooveel het kan, de ijsbezetting tot aan het Zwijndrechtsche Veer.
De stoomboot kan ten 1½ ure namiddag te Willemsdorp zijn. Gelukt deze manoeuvre, dan komen de benedengaten open en kunnen wij het ijs in de Merwede, verder op, gerust aantasten. Gelukt het niet, dan kan er met de beschikbare middelen niet meer gedaan worden.
Er kan geen lof genoeg worden toegezwaaid aan de krachtige volharding der heeren de Boer, Batenburg en Halfweg, van wie het plan is uitgegaan, en waarvan de
| |
| |
beide laatstgenoemden benevens de heer P. Smit den togt van het begin af hebben medegemaakt. Ook aan de manschap der boot komt voor hare ijverige pligtsbetrachting allen lof toe.’
Aan een rapport van den ingenieur Waldorp uit Gorinchem, van den 7den dezer, ten vervolge op het door ons medegedeelde, ontleenen wij nog het volgende:
‘Onze vaart om Hellevoet hadden wij kunnen besparen, indien wij geweten hadden dat het Mallegat gisteren morgen ten 10 ure van zelf zou opbreken, zooals het geval geweest is.
Ten 2½ ure zijn wij van 's Gravendeel opgestoomd en ontmoetten bij Baanhoek al het ijs, dat beneden den ijsdam van Hardinxveld was afgedreven. Met moeite kwamen wij door de ijsmassa, maar volhoudende bereikten wij Sliedrecht, alwaar besloten werd de stoomboot aan het hoofd bij de societeit te bergen, en de op onzen togt door het ijs afgeslagen schoepen te vernieuwen. Inmiddels reed ik naar den ijsdam om de gesteldheid te verkennen, en trof juist het oogenblik, dat de ijsdam langs de Zuid- of Werkendamsche zijde in beweging geraakte en begon op te ruimen.
Heden morgen ten 8 ure waren wij stoomklaar. Te Gorinchem den inspecteur en eenige beambten van den waterstaat aan boord genomen hebbende, kwamen wij voor de ontzettende ijsmassa, die van den Maasmond bovenwaarts de Waal opzat, en begonnen terstond den aanval. Het ijs was tot aan den bodem zoo dik opeengeschoven, dat wij al dadelijk met de boot vastzaten. Door welgepaste manoeuvres geraakten wij weder los en stoomden er op in, steeds ijsklompen als kleine eilanden afstootende. De dikte van het ijs, zooals het daar opeengeschoven zat, was niet te bepalen, maar aan de omkantelende bonken konden wij tot 4 el schatten. Wij hebben gewerkt totdat de steenkolen op waren en zijn ten 4½ ure hier aangekomen, om steenkolen in te nemen en onze schoepen alsmede eene verbogen wielstang in orde te brengen, ten einde morgen ochtend het werk te kunnen hervatten. Van den ijsdam hebben wij 850 ellen afgebroken over de volle breedte van het vaarwater, hetwelk te Loevestein ruim 100 el breed is. De dam liet veel water door, gelijk wij aan den steeds sterker wordenden stroom konden bemerken.’
| |
| |
Zondag 10 en Maandag 11 Febr. De ingenieur Waldorp meldt onder dagteekening van gisteren uit Gorinchem:
‘Het ijsbreken vordert niet meer zoo snel omdat het ijs bijna overal aan den grond vastzit en alles er moet uitgewrongen worden. Op plaatsen, waar met eene 19 voets peilstang geen bodem wordt gepeild, geraakten sommige losgebroken ijsmassa's nog weder aan den grond vast. Na andere kleine tegenspoeden liepen wij ten 4 ure namiddag zoo vast in en op het ijs, dat wij niet dan met groot overleg en krachtsinspanning eerst ten 6 ure weder vrij raakten. Bij het loskomen der boot namen wij nog een aanzienlijk ijsveld mede, hetwelk de gedane moeite ruim beloonde.
De inspecteur Conrad is even als gisteren weder den geheelen dag aan boord geweest.
Morgen ochtend ten acht ure zullen wij de taak hervatten, in de hoop van meer dan heden te zullen winnen, daar wij slechts ongeveer 800 ellen konden opruimen.’
Van denzelfden Ingenieur is heden per telegraaf het volgende berigt ontvangen:
Zaturdag, 2 ure 's namiddags. ‘Ten half twee ure 's namiddags hebben wij den ijsdam beneden Vuren doorgeboord. Er ging een vliegende stroom; zoo ver wij met den kijker zien konden, was alles los en in beweging, met eene opening langs de Zuidzijde. De boot is onklaar. Ik keer terug en geloof dat de geheele Waal klaar is. Maandag ga ik mij daarvan overtuigen.’
Bij het lezen van dit verslag zien wij eerst regt duidelijk, hoe ontzettend de ijsmassa was; getuige de ongehoorde krachtsinspanning van den anders op zich zelven zóóveel vermogenden stoom, en de veelvuldige teleurstellingen en bezwaren, waarmede de wakkere manschap te worstelen had. Reeds bij de eerste poging, lezen wij, dat het der boot niet dan voor de vier-en-twintigste maal gelukte door eenen ijsdam heen te breken, hoewel niet zonder schade te bekomen.
Hoe veelvermogend de kracht en weerstand-bieding van het ijs ook mogt zijn, de onderneming werd niet opgegeven en men zag dan ook eindelijk de aangewende pogingen met den gewenschten uitslag bekroond. De ijsmassa werd op- | |
| |
geruimd; hoe breed en dik het ijsveld ook ware, toch werd de vaart geopend en daardoor grooter onheil voorkomen.
De verloopen winter heeft allen schrik en angst aangejaagd, en met vrees zullen velen den volgenden verbeiden. Maar daarentegen zullen ook velen hun verstand uitputten tot het zoeken van de geschikte middelen, om zulke groote onheilen, zooveel mogelijk te voorkomen. De togt met de Brouwershaven heeft duidelijk doen zien, hoeveel de stoom bij zulk eene gelegenheid vermag. Wij zijn in dezen geene bevoegde regters; onze kennis is te onvolkomen, maar oppervlakkig beschouwd en met het oog op de verkregene resultaten, zoude het ons wenschelijk voorkomen, dat de regering daartoe geschikte stoombooten liet vervaardigen en bij tijds gereed houden, ten einde, mogt ons weder zulk een winter voor de deur staan - alsdan zooveel doenlijk het ijs te breken. Misschien ware daardoor het ontstaan, van die vervaarlijke ijsdammen te voorkomen. In allen gevalle strekke de herinnering aan bovengenoemden togt tot eene juiste waardering van de diensten, door de Brouwershaven bewezen.
Beek.
P. van de Velde Mz. |
|