koning Jacob van Sicilie, en in Mei 1435 door Alfons V van Arragonie. Op Kersdag des zelfden jaars geraakte zij echter in de magt van zijnen broeder Don Pedro. Alfons bouwde in 1440 de thans bestaande vestingwerken. De Franschen stelden zich tweemaal in het bezit van Gaëta, maar werden in October 1496 door koning Frederik, en den 1 Januarij 1504 door Gonsalvo de Cordova tot capitulatie gedwongen. Karel V vermeerderde de vestingwerken beduidend, maar zij werd evenwel in 1707 door Daun bestormd, eene maand na de opening der loopgraven. In April 1734 werd zij ingesloten door de Spanjaarden en graaf Tattenbach hield zich staande tot 7 Augs. Den 7 Febr. 1806 begon Massena de belegering van Gaëta, en den 18 Julij gaf zich de bezetting van 4000 man over, nadat de prins van Hessen-Philipsthal, haar aanvoerder, den 10 Julij doodelijk gewond was. De laatste belegering begon door de Oostenrijkers den 17 Mei 1815 en duurde voort tot 5 Augustus.
Gaëta heeft geplaveide straten, goed gebouwde huizen, en twee havens. In de cathedrale van St. Erasmo, welker hooge toren uit de tijden der Hohenstaufen afkomstig is, toont men het vaandel, dat Pius V aan Don Juan d'Austria voor den slag van Lepanto gaf, eene schilderij van Paolo Veronese, en in de doopkapel antieke basreliefs. De zoogenaamde Rolandstoren op den top van den monte Corvo, bevat, volgens een inschrift, het graf van Lucius Munatius Plancus, den stichter van Lyon, en is 16 j. voor Chr. gebouwd. Hier staat ook eene zuil met twaalf kanten en de namen der twaalf winden. Het schiereiland telt slechts 3000 inwoners, maar de baai wordt omringd door eene rei gebouwen onder de namen Gaëta, Castellone en Mola, met meer dan 12000 inwoners. Deze hebben wel de meeste sporen van het oude Formiae en de rondom gelegen Romeinsche villa's verstoord, maar toch vindt men nog die van het amphitheater, het theater, van een Neptunustempel en der villa's van Scaurus en Hadrianus. Gaëta is de zetel eens bisschops, en heeft tien kerken, waaronder, behalve de genoemde cathedrale van Erasmus, de kerk der H. Drievuldigheid, buiten de stad op eene rots gebouwd, uitmunt, welke rots bij den dood van Christus, ter eere der drieënheid, in drie deelen zoude geborsten zijn.