zich aan het hof van Napoleon III bevindt. De zeven kroonpretendenten buiten Italie zijn: 1o. de infant dom Miguel, prins van Braganza, pretendent der kroon van Portugal; 2o. de infant don Carlos van Spanje, die zijne vermeende regten op de kroon van Spanje en beide Indiën, onlangs door eene Donquixotische poging zocht te doen gelden, daarbij gevangen genomen werd, om vrij te komen zijne aanspraak op den troon opgaf, maar later zijne verklaring weêr herriep; 3o. de graaf van Chambord, Henri Dieudonné, hertog van Bordeaux, die door zijne aanhangers, de legitimisten, als Henri V wettige koning van Frankrijk en Navarra beschouwd wordt; 5o. de graaf van Parijs, Louis Philippe, hertog van Orleans, maakt wel niet als zijn voorganger aanspraak op den Franschen troon als een erfgoed ‘van Gods genade,’ maar wordt toch door zijne partij als een niet minder regtmatig koning der Franschen beschouwd; 5o. prins Gustaaf Wasa, uit de jongere linie van het hertogelijk huis Holstein-Gottorp, zoon van den in 1809 verdreven en in 1837 overleden koning Gustaaf IV van Zweden, generaal en grondeigenaar in Oostenrijk, die bij elke troonwisseling in het huis van Bernadotte, zijne regten op den Zweedschen troon aan de wereld in herinnering brengt; 6o. de in 1805 geborene, in 1830 uit zijn land verdreven hertog Karel van Brunswijk, die zich sedert in verscheidene steden van Duitschland, Frankrijk en Engeland, het meest te Parijs en Londen heeft opgehouden en verscheidene pogingen heeft gedaan om in het bezit van zijn hertogdom hersteld te worden, en zich in 1848 aan de Duitschers tot constitutioneel keizer aangeboden heeft. Eindelijk nog 7o. een zeker heer Demetrius Komnenos te Parijs, die bij het vermoedelijk spoedig afsterven van den ‘kranken man’ mede erfgenaam, ja zelfs hoofderfgenaam zijn wil. Hij maakt, als nakomeling der oude Byzantijnsche keizersfamilie der Komnenen, aanspraak op die
provinciën van het Turksche rijk, welke zijne voorvaders eertijds bezaten, toen zij op den troon zaten van Constantinopel en Trapesunt; namelijk ongeveer het tegenwoordige koningrijk Griekenland, de Europesch-Turksche provinciën Thessalie, Macedonie en Numelie, en het grootste deel van Klein-azie. Meer begeert de bescheiden heer Komnenos niet, en laat de rest van het Turksche rijk grootmoedig over aan allen, die daarnaar verlangen. In