| |
| |
| |
Diplomatieke dwaasheden of drogredenen.
Wij politiseren hier niet. Maar het spel der hedendaagsche Diplomatie met Turkijë is, bij eenig nadenken, zóó curieus, dat wij met de ‘Revue des deux Mondes’ er wel een oogenblik bij willen stilstaan.
Ieder weet, dat in de laatste 30 jaren de Europesche Kabinetten steeds zeer bezorgd zijn geweest voor de zoogenaamde Integriteit van het Turksche rijk. Nog bij de laatste, hoogst deftige onderhandelingen te Weenen werd de noodzakelijkheid van die Integriteit tegenover Ruslands groeilust, als de eenige paal boven water, door alle partijen erkend, en de groote, maar minder beleefde Lord palmerston, maakte nog onlangs ook hiervan een der schrikbeelden, om het Suëz-kanaal te contramineren.
Van waar toch die hardnekkigheid der Diplomaten, om aan Turkijë, reeds proverbiaal ‘den zieken man’ van het Europesche statenhuishouden, eene rol op te dringen, slechts door een staat van den eersten rang, of eene jeugdige, goed georganiseerde natie vol te houden? Want het is geene kleinigheid, het hoofd te moeten bieden aan Rusland, tot overheersching door zijne herinneringen opgewekt, door zijne inrigting geholpen, en door zijne ligging gedrongen.
Kan er wel sprake zijn van evenwigt tusschen verschillende deelen, wanneer één der deelen eigenlijk geen gewigt in de schaal legt? Zoo ook in het staatkundige. Al zingt men op alle toonen van het ‘staatkundige evenwigt’; het kan niet in stand gehouden worden door eene magt, die bij den minsten schok geholpen moet worden tegen den vijand van binnen, zoowel als dien van buiten. Zulk een bestanddeel is niet noodig, maar hinderlijk; vermindert niet, maar vermeerdert het gevaar. Dit is duidelijk genoeg, en toch schijnen de Europesche regeringen het niet in te zien. Men handelt, als of men het verledene niet gezien, en de toekomst in zijne magt had. Want het is klaar, dat bij eene nieuwe schudding van het Europesche statenverbond, men in Turkijë niet meer hulpmiddelen dan vroeger vinden zou, om Rusland te weêrstaan. Niet minder vreemd is de redenering, waardoor men deze politiek
| |
| |
verdedigt. Het Ottomannische rijk sterft, maar, zegt men, wij zullen het doen herleven. Wel is waar, land- noch zeemagt deugen er iets, het finantiewezen is er een onbeheerd goed gelijk, het regt eene afzetterij, en de administratie een wassen neus; het is zamengesteld uit tegenstrijdige godsdiensten en vijandige rassen, waarvan het minst talrijke, slechtste en onbekwaamste de anderen onderdrukt; - maar, men zal dat alles verhelpen. Al hebben de beste sultans sedert eeuwen te vergeefs naar het middel gezocht, al ligt het kwaad in de geheele inrigting der Mahomedaansche maatschappij, in hare geschiedenis, in hare godsdienst; al moest men hunne denkbeelden, zeden, familieleven en alles als ware het oversmelten; - men zal het oversmelten.
Jammer, dat men hierbij slechts één ding vergeet: de gegeheele geschiedenis der menschheid. Geen voorbeeld bestaat er van een volk, wat eenmaal in moreel en politiek verval zich weder opgeheven heeft, tenzij vreemde heerschappij zuivering en straf tevens aanbragt. Verstorven is de Turksche staat, en wat er nog van leven in woont, is bij de onderdrukte rassen aanwezig, aan wie de Turken landbouw, handel, industrie en wetenschap overlaten. Zóó zeer is de overheerschende stam sedert drie eeuwen achteruitgegaan, dat, terwijl zijne getalssterkte vroeger tot die der Christenen stond als vier tot één, die verhouding thans omgekeerd, als één tot vier is. Zal dat volk nu de zware operatie kunnen doorstaan, om de Westersche beschaving als nieuw bloed in zijne aderen op te nemen? Immers neen! Met andere Aziatische landen, Indië en vooral China, die insgelijks zich zullen moeten openen voor die beschaving, is het geval nog anders. Hunne beschaving is meer stationnair, zij zijn niet in verval, gelijk het Turksche rijk. Zij hebben dus den tijd, om als door eene langzame gisting met den geest van Europa doortrokken te worden. Maar Turkijë is aan de eene zijde veel meer vervallen, en heeft aan de andere zijde bovendien het ongeluk, om in onmiddellijke aanraking te staan met de Europesche maatschappij. Al kon het met der tijd eene volledige hervorming ondergaan, Europa kan het dien tijd niet laten. Het evenwigt vereischt dringend juist aan deze zijde meerdere zwaarte, opdat het niet met nóg een schok gelijk de laatste, geheel verbroken worde.
| |
| |
Men heeft gezegd, dat er een peter de Groote noodig ware, om Turkijë te hervormen. Niets is beter geschikt om de onmogelijkheid hiervan te bewijzen, dan juist deze vergelijking. Peter had niet te doen met een verstorven, maar met een ontwakend volk. Hij behoefde geene vijandelijke nationaliteiten bijeen te brengen. Voor Rusland was de hervorming geene vernedering, gelijk zij uit den aard der zaak voor de Turken worden moet, waar zij juist hierin bestaat om den overheerschenden stam gelijkvormig te maken aan die rassen, welke hij veracht, en als onderdanen beschouwt. In Rusland was de godsdienst niet een onoverkomelijke hinderpaal: ook vóór de afschaffing van het Patriarchaat, was de Czaar het geestelijke opperhoofd zijner geheele natie. In Turkijë daarentegen is het voor de staatsgodsdienst eene quaestie van staan of vallen. In Rusland bleef de hervorming altijd het werk van een Rus; bij de Turken echter wordt zij van buitenaf door de Christenmogendheden opgelegd, en zij zou het nationale gevoel kwetsen als een vreemd juk. - De Russische hervormer was een buitengewoon man, door het ongeluk gevormd, die de kracht der barbaarschheid aan de barbaarschheid tegenstelde, die persoonlijk vóórging, zelf alle graden van het leger, en maatschappelijke standen, niet voor den vorm, maar werkelijk doorliep; een ijzeren wil, die allen tegenstand verpletterde. En nog was zulk een man naauwelijks groot genoeg voor zijne taak. Maar hoe zou er een peter de Groote in Turkijë opstaan? Sedert drie eeuwen worden de erfgenamen van den troon van alles verwijderd gehouden, door vrouwen en gesnedenen opgevoed; en de toekomstige Sultan, de broeder van abdul-medschid, kwijnt reeds sedert 18 jaren in deze serail-gevangenis. Kortom, voor Rusland waren alle elementen van kracht aanwezig, in Turkijë is alles slechts zwakheid of
tegenstand tegen hervorming; voor Rusland was het de eerste schrede in het leven, voor Turkijë zou het een zelfmoord zijn.
Ook heeft men veel verwacht van eene Europesche organisatie van het leger. IJdele klank! Immers onze legers zijn een resumé van onze administratie, onze industrie, onze wetenschap, en onze zeden. Daargelaten het bijzondere bezwaar om Christenen in dat leger op te nemen, is een leger van Turken op Europesche wijze ingerigt, eene onmogelijkheid:
| |
| |
alle noodige voorwaarden daartoe ontbreken. Een enkel voorbeeld moge het ophelderen. In 1839 werd bij den Hatti-Scherif van Gulhané eene betere regeling van de conscriptie beloofd. De eerste voorwaarde daartoe was het opmaken der bevolking, en dus werd in 1843 gelast, dat elk district of gemeente aan den Pacha der provincie opgave zou doen van de jongelieden, die den leeftijd der dienstpligtigheid bereikt hadden. En eerst in 1856 begon men te merken, dat dit onmogelijk was, daar er noch gemeente-besturen, noch geboorte-registers aanwezig waren. Maar bovendien de krijgskunde is een vak van wetenschap en geleerdheid geworden. Het vervoer van het materiëel, geschut, ammunitie, proviand, en ambulaneen, de studie van het terrein, de topographische en strategische opnemingen, de geneeskundige dienst, het geldelijk beheer; - dat alles vooronderstelt een zeer groot aantal wèl onderrigte officieren, die men slechts onder eene algemeen beschaafde natie vinden kan. Hoe gebrekkig is dat alles bij de Turken! Hunne hoofdofficieren zelfs zijn uiterst onbekwaam, en houden zich zelven juist daarom voor alles in staat. In den laatsten oorlog werd omer Pacha tot werkeloosheid gedrongen, uit gebrek aan den noodigen toevoer. In Azië moesten de hoofdofficieren tweemaal afgezet worden wegens onbekwaamheid, dronkenschap en kwade praktijken. Een jaar lang vóór de overgave was de stad Kars zonder levensmiddelen gelaten. Alle tactiek, orde en eenheid in de aanvallen, regelmaat in de convooijen ontbreekt den Turken. Een Turksch leger met de volkomenheid, die alleen de beschaving aan de Europesche legers geeft, is even ongerijmd, als vruchten te willen zien aan een boom, die nog geene wortels geschoten heeft.
De Diplomatie heeft meer zulke vreemde invallen. Desgelijks wilde vooral Frankrijk in de vorige eeuw de onafhankelijkheid en integriteit van het koningrijk Polen tegenover Rusland handhaven. Het was in vele opzigten hetzelfde geval als thans met Turkijë. Maar de middelen, die toen daartoe aangegrepen werden, waren bijna nog vreemder, en men wist maar niet of Polen tot éénheid moest gebragt worden, om het te versterken, dan of de anarchie er gehandhaafd moest worden, opdat elke vreemde mogendheid wat in te brengen
| |
| |
zou hebben. Ieder scheurde en trok er zoolang aan, totdat het aan stukken was.
Onder andere omstandigheden zijn de beide feiten vrij gelijk, en kunnen tot hetzelfde resultaat leiden. Ook de toestand van Turkijë wordt meer en meer, juist door de veranderingen, die men wil aanbrengen, eene anarchie, misschien minder woelig dan Polen, maar meer onherstelbaar. Want al wat men wil veranderen strekt daarheen, om de overheerschers en onderdanen gelijk te stellen; en daarmede valt alle beginsel van regt, wat in Turkijë slechts bestaat in het regt van den veroveraar, van den sterkste. Alle handelingen van het gouvernement zullen slechts transactiën zijn, door vreemde magten aan de tegenstrijdige rassen opgelegd. Men vergete echter niet, Rusland strekt steeds de hand uit naar Byzantium. Het is voorzeker niet louter met een vredelievend doel, dat het, met Westersche industrie en Westersch geld, de vlugheid zijner bewegingen door stoom gaat vermeerderen. Mogt eenmaal Europa elders zijne krachten te zeer noodig hebben, om den zieken buurman van den Noordschen Kolossus te helpen, dan zal Rusland de hervorming wel op zijne wijze op zich nemen. Want de hooggeroemde inwendige verbeteringen, die Turkijë met eigen kracht beproeft, zullen er geen magtigen staat van maken. Alleen nieuwe verovering of kracht van wapenen kan hier hervormen, wat alleen door verovering is daargesteld, en op het regt der overheersching berust.
Waarom hebben dan Engeland en Frankrijk geen gebruik gemaakt van de kracht, die zij bij het sluiten van den vrede hadden, om van Turkijë te maken, wat het door inwendige hervorming niet worden zal, of anders om eenigen nieuwen toestand te scheppen, die een duurzaam evenwigt in Europa zou daarstellen? - Omdat men werkelijk van Turkijë's eigen bekeering zoo veel verwachtte? Neen! zulke dwaling zou te grof zijn. Maar omdat men de ware reden achter drogredenen verbergt. Geene versterking van Turkijë, geene aanvulling, in één woord, van het te ligt aan deze zijde van het evenwigt, zou mogelijk zijn, zonder dat één der groote Europesche mogendheden òf in grondgebied, òf in invloed zou toenemen. En, - dit gunt de een den ander niet. |
|