Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1857
(1857)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHet dagblad de Times.Bijna eene eeuw lang was de Weekly Newes verschenen, een weekblad, welks titel voortleeft tot op onze dagen, eer men te Londen er aan dacht om een dagblad aan te leggen. Toen echter de wekelijksche tijdschriften eenmaal wèl gevestigd waren, waagden eenige ondernemende drukkers het om hunne bladen twee malen in de week te laten verschijnen, en vervolgens werd het betrekkelijk spoedig drie malen in de week. Aldus kwamen in 't begin der vorige eeuw verscheidene periodieke bladen uit, telkens des Dingsdags, Donderdags en Zaturdags morgens. Onder de meest verspreide journalen van dezen aard was er een, getiteld: De Nieuwe Staat van Europa. Getrouw verslag der openbare aangelegenheden en der letteren. Het bestond uit twee bladzijden van grof en grijs papier, verre beneden dat der gemeenste Amerikaansche dagbladen van onzen tijd, en bevatte bijna even zoo veel te lezen als eene kolom van den Times in 1855. Het eerste nommer van de Daily Courant, een dagelijksch tijdschrift, verscheen den 11den Maart | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||
1702, drie dagen na de troonsbeklimming van Koningin anna. De ‘auteur’ (zoo noemt hij zich-zelven) drukt zich daarover in zijn prospectus aldus uit: ‘Door de opgave der vreemde bladen, welke van tijd tot tijd in deze Courant zullen worden aangehaald, zal men zien, dat de auteur zorg heeft gedragen om zich op de hoogte te houden van het nieuws, wat in alle landen door den druk bekend wordt. Om overigens te bewijzen, dat zijne citaten op geenerlei wijze zijn vervalscht, noch dat hij onder het voorwendsel van particuliere correspondentie iets toevoegt aan de medegedeelde feiten, zal hij aan het hoofd van elk artikel het vreemde dagblad noemen, waaruit het artikel getrokken is, opdat het publiek wete uit welk land eene nieuwstijding komt, en zelf in staat zij te beoordeelen, welk eene mate van geloof men er aan moet hechten, de omstandigheden in aanmerking genomen. Hij zal zich onthouden van elke uitlegging, en zich bepalen tot het zuiver en eenvoudig opgeven der feiten, den lezer de zorg overlatende om zelf ze uit te leggen.’ Deze beginselen in het vak der dagbladen-journalistiek komen volmaakt overeen met de denkbeelden van den Heer cobden, die alle journalisten, zonder uitzondering, beschouwt als weetnieten of lieden geheel zonder geweten, en die bij gevolg alle discussie over openlijke woorden en daden in de dagbladen gaarne deed ophouden. Feiten, niets dan feiten, ziedaar, volgens hem, het eenige, wat de nieuws-bladen aan het publiek moesten geven. Het overige behoort tot den werkkring van de Parlements-leden, op wier voorregten en vrijheden hij meent dat de pers reeds al te veel inbreuk heeft gemaakt. ‘Dit blad,’ zoo voegt de uitgever der Daily Courant er bij, ‘zal alle dagen verschijnen, en dus alle gewigtige nieuwstijdingen kunnen mededeelen, die elke koerier medebrengt. Zijn omvang zal niet grooter zijn dan de helft der andere bladen. Men zal derhalve aan het publiek ten minste de helft besparen dier insolentiën, welke de gewone tijdschriften opdisschen.’ Dit eerste nommer van de Daily Courant bevat buiten den prospectus, maar negen artikels, waarvan vijf getrokken uit de Haarlemmer Courant, drie uit de Gazette de France en een uit de Amsterdamsche Courant. Het grootste gedeelte hiervan heeft betrekking op den Spaanschen Successie-oorlog. Na ge- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||
durende eenige weken naauwgezet den regel te hebben volgehouden van niets te geven dan nieuwstijdingen, en wel uitsluitend vreemde nieuwstijdingen, begint de Daily Courant eenige flaauwe voorteekenen van vooruitgang te laten zien. Het nommer van 22 April behelst twee bladzijden van tijdingen en annonces, en onder deze laatste bevat het dit staaltje van binnenlandsch nieuws, hoewel maar als een ‘hooren zeggen’: ‘Londen, 22 April. Men verzekert, dat de Marquis van normanby is benoemd tot Lord van 't geheime zegel.’ Deze ingevoerde verandering in het oorspronkelijke plan van het journaal was het gevolg eener verandering van eigenaar. De Daily Courant was overgegaan in handen van samuël buckley, een verstandig, praktisch mensch, en die de onmisbare vereischten in zich vereenigd schijnt te hebben om een volks-blad op te rigten of uit te geven. Over 't algemeen zal men bevinden, dat de opgang, dien een tijdschrift of periodiek blad maakt, voornamelijk dank te weten is aan de scherpzinnigheid en de wèl berekende persoonlijkheid van hem, die gedurende vele jaren met de directie is belast geweest. De geschiedenis van Londen en de provinciën levert daarvan talrijke voorbeelden. Zoo oefende de Morning Chronicle, onder de directie der H.H. perry en black, hoewel zij op verre na zoo veel niet gelezen werd, als sommige harer concurrenten, gedurende de eerste 25 jaren dezer eeuw, op het liberale gedeelte van Europa eenen invloed, als nooit eenig periodiek geschrift had gehad. Later heeft de Spectator, gedurende meer dan het vierde eener eeuw geredigeerd door dezelfde hand, bewezen hoe groot soms de magt kan zijn van ééne enkele pen. Onder de journalen uit de provincie zijn de Leeds Mercury, onder directie van wijlen den Heer baines, de Scotsman, onder den Heer mac-culloch en later den Heer maclaren, de Manchester Guardian, opgerigt door den Heer taylor, haren verbazenden invloed, dien zij in Schotland en de Engelsche fabrijk-districten oefenen, hoofdzakelijk verschuldigd aan het talent harer schrijvers. In zijnen ijver om het publiek de belangrijkste dagelijksche nieuwstijdingen te verschaffen, vergat buckley wel eens de gezindheid en de neigingen van het hof of der regering. Wij vinden in de processen-verbaal van het Huis der Gemeenten eene klagt tegen den uitgever der Daily Courant (7 April 1712), omdat hij gewaagd had de Memorie der Staten-Generaal te drukken, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||
een zeer ernstig stuk, daar de publieke opinie sterk aan het gisten was, ten gevolge der discussiën over de onderhandelingen, die geleid hebben tot den Utrechtschen vrede. De openbaarmaking van dit document werd verklaard als eene aanranding der regten en privilegiën van het Huis, en de politie ontving last om samuël buckley te arresteren. Intusschen schijnt hem geene boete te zijn opgelegd of eenige last aangedaan. Het Huis bepaalde zich tot het aannemen van eenige besluiten tegen de uitspattingen der pers, en men sprak veel van de noodzakelijkheid ‘om een geneesmiddel te hebben opwegende tegen het kwaad’, maar - gelijk swift in zijne Geschiedenis der vier laatste jaren van Koningin anna opmerkt, terwijl hij dit feit mededeelt - men heeft tot dus ver altijd een hevigen tegenstand geboden aan de pogingen om de drukpers-vrijheid te beteugelen; hetzij men vreesde te veel of te weinig te doen, hetzij, dat elke partij gedacht heeft aan de voordeelen, welke dezelfde pers haar verschaffen kon om hare magt te hernemen of te behouden, en alzoo in de diensten, die de pers bewees, een tegenwigt erkende tegen hare nadeelen. Een veel trouweloozer slag werd in deze Parlementszitting aan de drukpers-vrijheid toegebragt door het aannemen van het zegelregt van een halven penny over elk half blad druks en kleiner, en van het regt van een shilling voor elke annonce. Een groot aantal der weekbladen werd door dezen maatregel gedood, en wie hem overleefden, vielen onder de min of meer volstrekte afhankelijkheid van het Gouvernement. In eene aanteekening van het jaar 1724, waarin de politieke kleur van elk blad naauwkeurig wordt opgegeven, hooren wij buckley, den waardigen drukker van de Gazette, als wèl gezind jegens Koning george I noemen. Er is geene spraak meer van de Daily Courant, die eindigde met in andere handen te geraken, en toen verbazend snel hare positie verloor, die zij had ingenomen. Hare annonces - en de annonces zijn het onfeilbaarste teeken van den voorspoed eens dagblads - krompen in tot drie of vier, terwijl zij vroeger geheele bladzijden gevuld hadden. In dezen uitersten nood schijnt de Daily Courant zich verkocht te hebben aan het toenmalig ministerie. Dit althans kan men opmaken uit eene passage van het Rapport der geheime commissie, die belast was met het onderzoek van het gedrag des Graven van oxford, en ons | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||
berigt, dat van den 10den Februarij 1731 tot den 10den Februarij 1741 voor niet minder dan 50,077 £ 18 sh. betaald is aan de schrijvers en drukkers van journalen, als: de Free Briton, Daily Courant, Gazetteer en andere politieke bladenGa naar voetnoot(*). Men specificeert de som niet, welke de Daily Courant ontvangen had, maar wij moeten onderstellen, dat zij onvoldoende was, naardien het dagblad in 1735 zamensmolt met de Daily Gazetteer. Alle hedendaagsche morgenbladen, behalve alleen het Daily News, dateren van de laatste helft der achttiende eeuw. De Morning Chronicle werd gesticht in 1769 door w. woodfall, als een orgaan der Whig-partij. Beurtelings uitgever, berigtgever en drukker van het nieuwe dagblad, dat een zoo hoogen rang in de jaarboeken van het journalisme zou innemen, was woodfall begaafd met een buitengewoon geheugen, een vermogen, 't welk hem in staat stelde om de parlementaire debatten bijna even naauwkeurig als volledig in zijn blad te herhalen. Men verwart hem dikwijls met zijn broeder h.s. woodfall, evenzeer bekend als de drukker van den Public Advertiser, waarin de befaamde ‘Brieven van junius’ verschenen. Woodfall werd in de directie van de Morning Chronicle opgevolgd door james perry, dien wij boven genoemd hebben. De Morning Post bestaat sedert 1772, maar behoudens de omstandigheid, dat hij onder zijne medearbeiders telde coleridge, charles lamb en vele andere uitstekende schrijvers, biedt de geschiedenis van dit periodieke werk, gedurende de 80 jaren zijns levens, niets van uitkomend gewigt aan. De jaarboeken van den Morning Herald zijn eveneens van belang ontbloot. Dit journaal werd opgerigt in 1780 door den Eerw. ch. bates, van wien men wel zeggen kan, dat hij behoorde tot de strijdende kerk, want hij was altijd met iemand in twist. Zijn geestelijk karakter belette hem niet om als hoofdpersoon in twee duëllen eene rol te spelen; maar te midden van al zijn getwist schijnt hij toch zijne stoffelijke belangen niet vergeten te hebben, want, naar men zegt, eindigde hij met den Herald over te doen voor eene belangrijke som. De Times, begonnen door john walter, den grootvader des | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||
tegenwoordigen eigenaars, ontstond later dan de drie zoo juist door ons genoemde periodieke bladen. Zijn eerste nommer verscheen den 1sten Januarij 1788, ruim een jaar na het begin der Fransche revolutie, en was slechts eene voortzetting van het Daily Universal Register, dat walter eenige jaren te voren ondernomen had. Ongelukkig zijn de jaargangen der journalen van dezen tijd, welke het British Museum bevat, zeer oncompleet, en het eenige nommer van den Times, dat men in de Deelen van 1789 aantreft, is dat van den 7den Mei. Dit nommer heeft vier bladzijden, waarvan de eerste en de laatste vervuld zijn met advertentiën van koop en verkoop, de beide middelste met nieuwstijdingen, correspondentie, handelsberigten, enz. De eerste dezer twee bladzijden geeft een sommier verslag der parlementaire debatten van den vorigen avond. Hierop volgt een artikel van 15 regels, waarin men leest: ‘dat de wijzigingen in het kabinet, waarvan reeds geruimen tijd sprake was, voor dit oogenblik zijn uitgesteld’. Dan heeft men de nieuwstijdingen, buiten- en binnenlandsche, die niets belangrijks opleveren, behalve de volgende paragraaf, waaraan de gebeurtenissen der laatste jaren een eigenaardig gewigt hebben gegeven: ‘Men rust te Sebastopol eene Russische vloot uit, bestaande uit 7 linieschepen, 22 fregatten van 28 tot 44 stukken, en eene menigte schepen van lageren rang.’ En het volgende; ‘Oproeping. Een vraagstuk van hoog gewigt, voorgesteld door eene vereeniging van kooplieden, moet dezen avond in de koetsiers-zaal, Foster-Lane, worden besproken. Dit vraagstuk, welks behandeling ten doel heeft de publieke meening te leeren kennen ten opzigte der afschaffing van den slavenhandel, wordt voorgesteld in deze woorden: “Zal de afschaffing van den slavenhandel geene vernederende concessie zijn aan valsche begrippen van menschelijkheid (humanity), en zal ze geen groot nadeel toebrengen aan de belangen van Engeland?” Het onderwerp is zoo gewigtig uit het oogpunt van nationale eer en van de belangen des koophandels beschouwd, dat men op de tegenwoordigheid en de deelneming aan de discussie rekent van verscheidene kerkelijken en andere beroemde personen, die voor en tegen den slavenhandel geschreven hebben.’ In de eerste 12 tot 15 jaren van zijn bestaan schijnt de | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||
Times geen grooten naam gemaakt te hebben. John walter, de eerste van dezen naam, was een verstandig, ondernemend, werkzaam mensch, en bezat, in één woord, de noodzakelijke eigenschappen om een blad op te rigten, 't welk bestemd was om een zoo grooten invloed te oefenen niet alleen op de aangelegenheden van zijn vaderland, maar op die van de geheele beschaafde wereld. Zijne gemotiveerde oordeelvellingen over de handelwijze der uitstekendste en hoogst geplaatste personen in Engeland stelden hem meer dan eens bloot aan de gestrengheid der wet wegens laster in publieke geschriften, en bij gevolg werd hij verscheidene malen gevangen gezet. Maar men moet alleen beginnen te rekenen van het tijdstip af, waarop hij aan zijn zoon de uitsluitende directie van het blad overdroeg, dat De Times die stoute en onafhankelijke vlugt nam, welke het blad sedert altijd bewaard heeft. De Times was op zekeren tijd beschuldigd, dat hij aan de Regering verkocht was. Deze beschuldiging had echter geen grond, dan alleen, dat hij toen de maatregelen der Regering ondersteunde. Zij werd met groote verontwaardiging afgewezen door john walter II. Hij toonde aan, dat, mogt hij inderdaad zijne ondersteuning gegeven hebben aan het bestuur van Lord sidmouth, eene buitendien geheel belangelooze ondersteuning, hij dit gedaan had, omdat dit bestuur hem voorkwam geheel overeen te stemmen met de ware belangen des lands; maar dat hij, niet wetende of het altijd zoo blijven zou, zich niet had willen verbinden voor de toekomst, en voor eenige gunst of te gemoetkoming van het ministerie zijn regt af te staan van die regeringsdaden te laken, welke hem slecht voorkwamen. Het ministerie sidmouth werd vervolgens ontbonden in 1804, en de portefeuille van Marine ging over in de handen van Lord melville, wiens handelwijze welhaast eene enquête veroorzaakte, waardoor schandelijke daadzaken aan het licht kwamen. De Heer walter, wiens vader toen de drukker was der douanes, een post, dien hij reeds 18 jaren bekleedde, tastte niettemin de geteekende misbruiken aan, die buitendien eene algemeene afkeuring gevonden hadden. De uitkomst was zoo als hij verwachten moest van den hardnekkigen en hatelijken geest zijner tegenstanders. De gunst der douanes werd plotseling aan zijne familie ontnomen, hoewel zij haar bezat in gevolge | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||
een contract, en de officiële bekendmakingen werden niet meer in het journaal geplaatst. Deze handelwijze was even eervol voor den Heer walter als schandelijk voor het ministerie. Later betuigde het Kabinet van Lord granville zijn verlangen om het onregt tegen de eigenaars van den Times begaan, te herstellen, en zij werden uitgenoodigd om een staat op te maken van de verliezen, die hun veroorzaakt waren door het onttrekken van de gunst der douanes. Na eenige woordenwisselingen en onderhandelingen stelde men aan den Heer walter voor, een adres in te dienen bij de thesaurie. Maar hij, oordeelende, dat zulk eene eenvoudige vergoeding van veroorzaakte schade zou kunnen worden aangemerkt als eene gunst, welke hun die ze bewezen, zekeren invloed moesten geven op de staatkunde van het blad, weigerde alle dergelijke stappen. Hij deed meer; want vernomen hebbende, dat eene soortgelijke petitie zonder zijne medewerking zou worden ingediend, schreef hij aan de Heeren, die de zaak konden beslissen, dat hij niet het minste deel had aan een verzoek, dat zijns inziens een aanslag was tegen de onafhankelijkheid van het journaal. De gunst der douanes werd, zoo als men begrijpen kan, nimmer weder aan de familie walter geschonken. Zoo veel aanmatiging van een eenvoudig journalist was onverdragelijk, en de Regering wendde, om de Times te schaden, alle pogingen aan, dat de berigten van het oorlogstooneel niet bij tijds het bureau van het dagblad konden bereiken. De agenten van het Gouvernement hadden in last om in de havens van aankomst de dépêches op te vangen, welke uit het vasteland aan het adres van den Times moesten bezorgd worden, terwijl men die liet passeren, welke bestemd waren voor de ministeriële bladen. Een ambtenaar, te Gravesend gestationneerd, vroeg aan alle kapiteins van buitenlandsche schepen, of zij ook journalen voor den Times hadden; en zoo ja, dan werden zij in beslag genomen. Na tallooze reclames tot den Minister van Binnenlandsche zaken omtrent deze handelwijze gerigt te hebben, ontving de Heer walter eindelijk een wenk, dat hij zijne journalen konde terug erlangen, als een bewijs van ‘gunst’. Zulk eene toestemming, die duidelijk genoeg de voorwaarde stelde van wederkeerige ‘gunst’, door den uitgever van den Times aan de Regering te bewijzen, namelijk | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||
zekere wijzigingen in den geest zijner redactie, werd met vastheid verworpen. Mijnheer walter verkoos verre weg, zich de ongemakken te getroosten, die gedurende eenigen tijd uit het verlies of de vertraging zijner dépêches voortkwamen, dan iets in het minste van zijne onafhankelijkheid prijs te geven. Ware de Times het orgaan geweest eener partij, dan zouden deze manoeuvres van het Gouvernement om zijne medewerking te verkrijgen, hetzij door omkooping, hetzij door geweld, niet nagelaten hebben van alle echo's der pers te doen weergalmen. Maar het groote doel, dat john walter II blijkbaar nooit uit het oog verloren heeft, gedurende zijne geheele loopbaan als directeur van een politiek blad, was juist om zich boven alle partijen te stellen. Deze gedragslijn heeft hem van de eene en de andere zijde blootgesteld aan even lompe als onbillijke aanvallen; maar het is wel aan geen twijfel onderhevig, dat juist deze beredeneerde ingetogenheid even zoo wel als de talentvolle redactie aan het blad zijne hooge plaats hebben verschaft, die het heeft weten in te nemen en nog inneemt. Tegen het einde van den oorlog en langen tijd daarna was het mode bij de liberale partij, den Times te schelden en uit te krijten, ja, zijne eigenaars voor te stellen als speculanten, die geen anderen beweeggrond hadden dan het eigenbelang, geen ander doel, dan zoo veel geld mogelijk te winnen. Nog heden is er geen gebrek aan lieden, die niet ophouden te herhalen, dat de Times een beginselloos blad is, altijd gereed om van opinie te wisselen, en zich aan de overwinnende partij aan te sluiten. In deze verwijten straalt, naar wij meenen, veel meer persoonlijke hartstogt en partijzucht door, dan waarheidsliefde, en bovenal eerbiediging van eens anders zelfstandigheid. Men herinnert zich nog het algemeen alarmgelui, dat zich tegen den Times hooren liet, toen hij, na de aanneming der Reform-bill, welke hij met al zijn invloed had ondersteund, eene even energieke ondersteuning bood aan de ministeriën van Sir robert peel en den Hertog van wellington. Verplaatst men zich met een afgekoelden geest in dien tijd, toen zoo veel hatelijke hartstogten aan 't koken waren, toen al wie durfde worstelen tegen den volksstroom, oogenblikkelijk met den banvloek geslagen werd, als de vijand van het menschdom, dan kan men zich niet weêrhouden, wel verre van den Times zijne inconsequentie te verwijten, de onverschrokken energie te be- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||
wonderen, met welke hij de nieuwe plaats wist te handhaven, waarop hij zich gemeend had te moeten stellen, na de gevaren erkend te hebben, waarmede de Staat bedreigd werd ten gevolge der coalitie der Whigs met de radikalen. Er was geen liberaal blad in Engeland, geene vereeniging der Whigs of der radikalen, waarin de Times niet als een renegaat werd behandeld, en beschuldigd van zich aan den vijand verkocht te hebben. Zelfs werden eenige zijner nommers publiek verbrand. En deze beschuldigingen bepaalden zich niet alleen bij los gezegde algemeenheden. Men verzekerde, dat de Heer barnes, de hoofdredacteur, belangrijke sommen ontvangen had van lodewijk filips, van mehemet-ali, en andere vreemde heerschers. Iemand verklaarde in het bureau van den Times eene kwitantie gezien te hebben, groot 5000 £, zijnde deze som betaald door lodewijk filips tot loon der diensten, hem door het dagblad bewezen. Toen eindelijk de Heer stanley in eene rede tot zijne kiezers verklaarde: ‘dat de Times de pers ontëerd had door zijn invloed te prostituëren’, nam deze, die tot dus ver veel meer matiging en waardigheid in acht genomen had, dan zijne tegenstanders, den handschoen op, en eischte van den Heer stanley ‘nog eens te durven zeggen, dat dit journaal ooit, regtstreeks of langs om wegen, voor de waarde van een farthing ontvangen had, als belooning of wat men het noemen mogt, voor zijne politieke handelwijze of meeningen, die hij had doen hooren sedert hij ophield de Whigs bijzonder te begunstigen.’ De eisch werd niet aangenomen. Maar de laster was al te voordeelig voor de oppositie, dan dat zij zelfs zonder bewijzen daarmeê kon ophouden, en de Times bleef gedurende vele jaren het mikpunt der openbare aanmerkingen en veroordeelingen, als een gemeene apostaat (afvallige). En toch hebben wij onder onze oogen cijfers, die bewijzen, hoe veel deze worsteling van den Times tegen de opinie kosten moest. In de 10 jaren 1821-1831 was zijn aftrek vermeerderd vijftig percent. Na de aanneming van de Reform-bill verminderde deze ontzaggelijk, en daalde zelfs gedurende eenigen tijd, naar men zegt, beneden dien van den Morning Chronicle. Van 1833 tot 1835 waren de drie meest verspreide Londensche journalen de Times, de Morning Herald en de Morning Chronicle; en zie hier het getal zegels, door elk dezer drie genomen | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||
Het staat wel vast, dat indien de eigenaars van den Times niets dan hun eigenbelang op het oog hadden gehad, gelijk men hun verwijt dat zij altijd gedaan hebben, zij niet zoo lang blind geweest zouden zijn voor de schadelijke gevolgen van de gedragslijn, die zij hadden gekozen. Raadplegen wij eene tabel van de advertentie-regten, die in dezelfde jaren door dezelfde journalen betaald zijn, dan ontdekken wij geene minder beteekenende resultaten:
De vermindering van het cijfer der regten, welke de Times in deze twee jaren moest betalen, bedroeg niet minder, dan 20,000 £ per jaar wat betreft de zuivere opbrengst van dezen eenen tak van exploitatie des dagblads, zonder nog het verlies in het cijfer der verkochte nommers te rekenen, een verlies dat zeer groot moet geweest zijn, omdat de winst op elk exemplaar toen veel grooter was, dan nu. In dien tijd was een diepe haat tegen o'connell een der karakteristieke trekken der polemiek van den Times, wiens artikelen, gesteld door den krachtigen medewerker, Kapitein ed. sterling, zich kenmerkten door gespierdheid van stijl en logische kracht. O'connell spaarde hem, als men ligt denken kan, de venijnigste verwijten niet. Maar behalve die smaadredenen, welke van beide zijden in milden overvloed werden uitgestort, zal men niet kunnen ontkennen, dat de Times, wanneer hij de O'Connellistische rigting van het Ministerie melbourne aantast, in 't algemeen gelijk heeft. En dat was in de oogen van alle hevige liberalen eene onvergefelijke zonde. De Times werd de onverzoenlijkste vijand verklaard van het gemartelde Ierland, alleen omdat hij het gevaarlijke goochelspel van o'connell ontmaskerd had, en de niet minder gevaarlijke zwakheden ontdekt van een kabinet, 't welk deze Iersche partij genoodzaakt was te vleijen, omdat zijn bestaan afhing van hare ondersteuning. Deze worsteling van den Times tegen de openbare meening duurde nog verscheidene jaren. Zelfs in 1838 bleven zijne geldelijke belangen lijden onder den tegenstand tegen het volksvoor- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||
oordeel, en zijn aftrek was stationair, terwijl die van den Morning Chronicle, welke de Whigs ondersteunde, zich snel uitbreidde. Wij zullen, om den lezer daarvan te overtuigen, de cijfers van de genomen stempels der beide dagbladen in 1837 en 1838 opgeven:
Doch welhaast moest er eene reactie ontstaan ten voordeele van den Times. De zwakheid van het Whig-ministerie werd van jaar tot jaar meer in 't oog vallend, en eindelijk begon de volharding van het groote dagblad vruchten te dragen. In den loop van 1839 klom zijn debiet van 3,065,000 exemplaren tot 4,300,000, terwijl dat van den Morning Chronicle van 2,750,000 viel op 2,028,000. Negen jaren later, in 1848, had de Times het cijfer bereikt van 11,300,000, hetgeen hij later nog ver is te boven gegaan, gelijk men zien kan uit de zegels, die door de verschillende dagbladen genomen zijn in de eerste zes maanden van 1855:
In plaats van iets meer dan een vierde der geheele bedrijvigheid van de Londensche dagbladpers in te nemen, zoo als het was eenige jaren na de aanneming van de Reform-bill, maakt de Times zich heden wel van drie vierde meester. Van 2,745,000 exemplaren, die hij verkocht in 1835, is hij geklommen tot 18,350,000 in 1855, eene vermeerdering van 600 percent. Een groot deel van dezen aanwas is ontstaan ten koste van andere dagbladen, want de totale verkoop der Londensche journalen is niet vermeerderd in evenredigheid van den totalen afzet der Engelsche journalen. Sedert dertig jaren is de geheele verkoop der Londensche dagbladen niet veel boven de 60 percent vermeerderd, terwijl de aan was van het algemeene verbruik der periodieke schriften in Engeland niet beneden de 300 percent bleef. Toen Lord john russell in 1822 zijne motie deed ter parlementaire hervorming, noemde hij, als een argument ter gunste der uitbreiding van het kiesregt, den aanwas van den verkoop der journalen. Hun jaarlijksche omloop in Groot- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||
Brittanje was, volgens hem, niet beneden de 23,600,000 exemplaren, of ruim het dubbel van vóór 30 jaren. Van dit getal verkochten de Londensche dagbladen niet minder dan 14 millioen, of ongeveer 60 percent. Thans evenwel levert de Londensche dagbladpers, niettegenstaande het weêrgaloos vermeerderde debiet van den Times, maar 25 percent van het geheele jaarlijksche verbruik van journalen in het vereenigd Koningrijk. Dit verschil ontstaat vooral uit de snellere ontwikkeling, welke de weekbladen der hoofdstad en der provinciën verkregen hebben, bijzonder de laatste, een belangrijk feit uit een politiek oogpunt, omdat zij de neiging bewijst tot decentralisatie, welke den Angelsaksischen volksaard eigen is. Toen de Heer morris, gérant van den Times, ondervraagd werd door de Commissie, belast met het vraagstuk van de stempeling der journalen, vroeg men hem onder anderen, waaraan hij de voorkeur toeschreef, die aan den Times boven de andere dagbladen toegekend werd, zelfs door werklieden, antwoordde hij: ‘De andere dagbladen zijn misschien even goed gesteld, maar zij bezitten niet in die mate als de Times “het oor van de markt”; de naam van den Times heeft reeds eene tooverkracht, waardoor men hem verkiest boven de Chronicle en andere dagbladen, die welligt even goed zijn.’ Wij gelooven echter, dat de groote opgang van den Times aan twee andere hoofdoorzaken is toe te schrijven. De eerste is voorzeker de naauwgezette zorg, met welke de eigenaars het beginsel van den Heer walter hebben gehandhaafd, om zich namelijk vrij te houden van alle overheersching der partijen, en aldus in alle gevallen en alle omstandigheden eene algeheele vrijheid van handelen te bewaren. De tweede is, dat de Times, buiten zijn politiek karakter, zich meer dan eenig ander blad met de grieven en het lijden bemoeit van die volksklasse, welke, zonder vertegenwoordiging als zij is, geen ander middel heeft om hare behoeften te doen kennen. De Times is eene tribune, geopend voor iedereen, zelfs voor den laagsten persoon, en daarin ligt ook gewis een der geheimen van zijne volksgunst. Maar een feit, dat nog krachtiger heeft bijgedragen tot den voorspoed van den Times, is de langzame verplaatsing der partijen sedert de komst van Sir robert peel tot het hoogste bewind in 1841. Deze verplaatsing of omzetting deed natuurlijk den invloed dier journalen verminderen, welke de belangen | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||
der verschillende partijen in 't bijzonder dienden. De Standard, een ultra-Tory-blad, is langzamerhand van een debiet van anderhalf millioen exemplaren in 1835 gezonken tot 404,000 in 1855. De Morning Chronicle, die na langen tijd al te getrouw de Whigs gediend te hebben gedurende eene halve eeuw, zich tot orgaan van de Peelistische doctrinairen had opgeworpen, en tot op een zeer versch tijdstip hunne zaak met zeer veel talent verdedigd had, viel eveneens van 2,750,000 exemplaren in 1838 op 803,000 in 1855. Van den anderen kant neemt de Daily News, even onafhankelijk, doch iets meer ridderlijk van geest dan de Times, een rang in op de lijst ver boven de andere journalen, den Advertiser alleen uitgezonderd, het begunstigd eigendom der koffijhuishouders. Mogelijk is de reactie, die zich ter gunste van den Times heeft geopenbaard, buiten evenredigheid met de vervolging, die hij in een vroeger tijdvak moest ondervinden. In zoodanig geval gaat het publiek als van zelf van het eene uiterste over tot het anderc; maar bij alle regt, dat men aan deze opmerking laat wedervaren, moet men toch ook niet miskennen, dat dit groote Europesche dagblad zich allezins verdienstelijk heeft gemaakt jegens de beschaving, wier zaak het verdedigd heeft tegen haren doodelijksten vijandGa naar voetnoot(*). Zoo lang er nog eene kans bestond om den oorlog te vermijden, zoo lang men nog onderhandelde, zoo lang ondersteunde de Times Lord aberdeen, in spijt aller hartstogtelijke aanvallen, waarvan hij het doel was. Hij wees op alle bezwaren van den oorlog, en vergat niets om het Engelsche volk te doen begrijpen, dat men wel nadenken moest, vóór men zich waagde in zulk een worstelperk. Maar toen eenmaal de zaak uitgemaakt was, en de oorlog verklaard, schonk de Times, zonder aarzeling of laauwheid, al de kracht van zijnen invloed aan die staatsmannen, welke ten stelligste beraden waren om den oorlog met kracht te voeren, en zijne houding besliste de uittreding der vredelievende fractie uit het kabinet. De vijanden van den Times beklagen zich, dat hij eigenlijk het land regeert. Beter gezegd, is hij het orgaan der publieke opinie, die het kabinet behecrscht. Mogten er zijn, die de | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||
politiek van het tegenwoordig ministerie wenschten te wijzigen, zij deden wèl hunne magt te toetsen aan de publieke opinie. Wij voor ons gevoelen ons niet vernederd door eene autokratie, die steunt op gezond verstand en vaderlandsliefde. Meer betreuren wij die zwakke zijde, welke men in hem niet miskennen kan, dat hij het afgetrokken regt en de grondbeginselen der regtvaardigheid wel eens vergeet, om zich vast te houden aan de belangen van het oogenbiik, het voordeel der omstandigheden. Wij begrijpen ten volle, dat hetzelfde dagblad zeer moeijelijk het geldelijk voordeel en eene zedelijkheid, die zich boven de uitkomsten verheft, kan verbinden, maar de Times, met zijn debiet van 18 millioenen exemplaren in het jaar, moest toch in staat zijn alle bijoogmerken te laten varen, moest de kampvechter zijn van het regt tegen het feit, en moest ophouden met te wezen de spiegel en de echo der publieke opinie om haar te dienen tot gids en tot fakkel.
(Westminster Review.) |
|