vreemd is. Het heeft wel geene bladzijde over voor ons landje; maar dat is juist geen kwaad teeken, en bovendien, wij, Hollanders, zijn cosmopoliten: hoe menigeen leest zelfs van de inlandsche dagbladen juist datgene niet, wat maar onzen politieken toestand betreft.
De Engelsche schrijver heeft natuurlijk het meest over Groot-Brittannië cum annexis te zeggen, en in zooverre doen zijne beschouwingen ons aan de Chinesche wereldkaart denken, waarbij de arme overige rijkjes naauwelijks in aanmerking komen, zegt men. Wij mogen hem dit niet kwalijk nemen: het is de oude Engelsche adam. Kan hij het ook helpen, dat het vasteland zijne invallende gedachten wil vertalen?
In het eerste Hoofdstuk wordt geprofeteerd over Engeland met zijne bezittingen en Amerika. De schrandere lezer echter begrijpt zelf wel, dat de toon der profetie slechts een eigenaardige vorm is, om beschouwingen en opmerkingen mede te deelen over politieke toestanden en politieke quaesties. En deze zijn dikwijls aardig en puntig. - Door de voorstelling der utopische toekomst doet de ‘Ziener’ in vlugge trekken vele leemten uitkomen, die in de behandeling der misdadigers, in de opvoeding van het volk en in de buitenlandsche politiek van Engeland bestaan. Vooral is aardig wat over Amerika en de slavenquaestie gezegd wordt. De S. stelt zich voor, dat op eens de vier millioen slaven der Zuidelijke staten in opstand komen en al, wat slavenhouder is, vermoorden, en hangt eene geestige schilderij op van de gevolgen hiervan en den indruk op de Noordelijke staten. De boodschap van den President aan deze is wel de best gelukte zet in het geheele boekje. - Dan gaat hij over tot de koloniën: Canada wordt vrij verklaard, en komt onder een der prinsen van het Engelsche hof, waarvan gelukkig overvloed is. Dat hij ook voor Australië geen beteren uitweg weet, is reeds een gebrek aan vinding; maar ook hier ontbreekt het anders niet aan puntige aanmerkingen over het koloniale beheer. - Over het algemeen is hij ontzettend optimistisch: alles loopt heerlijk af, en de zwaarwigtigste vraagstukken, waarmede de geslachten der menschen eeuwen lang hebben gesukkeld, worden in den tijd van dit gelukkige geslacht op de eenvoudigste wijze opgelost. Maar nogmaals, hiermede is het hem geen ernst: genoeg, als hij ons doet zien, hoe doodeenvoudig in den grond