al 't geen òf aan Z.M., òf aan den Minister van Binnenlandsche zaken, òf aan den Commissaris des Konings, enz. enz. bij de Wet is opgedragen of overgelaten. De volgende afleveringen zullen de algemeene en provinciale reglementen en verordeningen, met aanteekeningen en registers, bevatten. Op den omslag van deze staat: ‘Niet afzonderlijk verkrijgbaar.’
De twee laatstgenoemde uitgaven, die bij susan en door den Heer lion, zijn beide van gelijksoortige bewerking. De eerste heeft eene doorloopende Inleiding van 67 bladzijden: Overzigt der Nederlandsche wetgeving omtrent het onderwijs, van de tijden, maar vlugtig, van karel den Groote af tot op het aannemen dezer wet, 't laatste gedeelte uitvoeriger. Dan volgt de afdruk der wet, artikel voor artikel, in hare beweegredenen, geest en strekking, uit de memoriën, verslagen en redevoeringen, van de Regering en de Tweede Kamer, toegelicht.
In de uitgave van den Heer lion heeft de Inleiding, 70 bladz., zes afdeelingen: Moet de openbare school eene gemengde of gezindheidschool zijn? Behooren de openbare scholen, ook dan, wanneer zij niet strikt gezindheidscholen zijn, al of niet toegankelijk en bruikbaar te zijn voor alle kinderen? Al of niet gelijk toezigt en examina voor 't openbaar en bijzonder onderwijs? Verder: is 't onderwijs eene aangelegenheid van de gemeenten of van den staat? Over de regeling van 't inkomen der onderwijzers; en ten laatste over de subsidiën, tot hier toe, aan de gemeenten van staatswege verleend. Vervolgens worden de artikels der wet, een voor een, op dezelfde wijze toegelicht, als in de uitgave bij susan. Nog geeft lion bij elk artikel de namen der leden, die er voor hebben gestemd, 't geen de andere druk niet doet. Van enkele artikels hebben we de toelichtingen vergeleken, en, 't ligt in den aard der zake, veel overeenkomst gevonden, maar ook verschil. Onder anderen: volgens art. 20, kunnen in de bijscholen eener gemeente hulponderwijzers met f 200, in plaats van f 400, aan 't hoofd staan, en daar de plaats van hoofdonderwijzer bekleeden. Maar de hoofdonderwijzer, art. 19, heeft, buiten zijne f 400, ‘eene vrije woning, zoo mogelijk met een tuin’: heeft de hulponderwijzer, als hoofdonderwijzer optredende, ook al of niet deze vrije woning? Volgens den druk bij susan, is dit als de bedoeling van den wetgever opgegeven; gelijk dan ook, analogice, uit de wet moet volgen, dat, daar zij dàt