hussii atque hiëronymi pragensis, eerst uitgegeven te Neurenberg in 1558, later ald. 1715, en, daar het niet alle schriften van huss bevat, ook van zijne Opuscula, uitgegeven door otto brunnfels in 1524, alsmede van zijne Epistolae, die luther met eene voorrede en levensbeschrijving van huss in 1538 heeft uitgegeven. Beide deze boeken, vooral de Opuscula, zijn echter zeer zeldzaam; wij kennen ze dan ook alleen uit aanhalingen: maar 't valt in het oog, dat zij tot eene volledige monographie over den grooten Bohemer volstrekt onmisbaar zijn, en uit niets blijkt, dat lüders zoo diep in zijn onderwerp is ingedrongen. De tijd is voorbij, dat populair gelijkbeteekenend mag zijn met oppervlakkig, en oppervlakkig is elke levensgeschiedenis, die niet uit de bronnen is opgediept. Zelfs verzuimt de Schrijver, zijne lezers op de hoogte te brengen, van welke alleen zij huss in zijne gevoelens en werkzaamheid kunnen overzien, waartoe toch wel behoorde, dat de Bohemers, als door Grieksche monniken tot het Christendom bekeerd en de prediking van petrus waldus en zijne aanhangers gehoord hebbende, niet die slaafsche onderwerping aan den Paus gevoelden, welke elders in het begin der vijftiende eeuw de gemoederen nog gebogen hield. Uit die omstandigheden moet ook verklaard worden, dat het huwelijk der geestelijken en het gebruik des Avondmaals onder de beide teekenen ten tijde van huss in Boheme geheel niet zeldzaam was. Lüders gaat dit alles onopgemerkt voorbij.
Doch gaarne merken wij ook het goede op, waardoor zich dit geschrift onderscheidt. Het is niet ongeschikt om voor het grootere publiek een tafereel te geven van het leven, de verlichte denkwijze, den heldenmoed van een der voortreffelijkste mannen van zijnen tijd, en tevens de schandelijke, verraderlijke wijze te doen uitkomen, op welke hij, in weerwil van het keizerlijke vrijgeleide, behandeld is. Ook over de vertaling als zoodanig, kan ons oordeel gunstig zijn; eenige opmerkingen, die wij den geachten en verdienstelijken bearbeider zouden maken, zoo hij nog leefde, houden wij thans terug.
Maar ongunstig moeten wij oordeelen over de uitvoering. Behalve dat de druk niet zeer oogelijk is, verdient de correctie den naam van slordig. Slechts een regel drie vier halen wij letterlijk aan, ten bewijze, dat wij niet on-