op de volkstaal niet minder dan op de staatszaken gewerkt, had veel van wat in vroeger tijd opgebouwd was, afgebroken, en dreigde de kostbaarste bezitting des volks, zijne taal, met vernietiging. Maar in Pandora's doos bleef de hoop achter; er waren omstandigheden, waarvan nog herstelling te wachten was; sommigen klemden zich daaraan vast, poogden zoo veel in hun vermogen was, de bouwvallen der taal voor geheele slooping te bewaren. Zij ijverden voor de landstaal en trachtten anderen met dezelfde geestdrift voor die goede zaak te vervullen.
Wat zonder dien ijver van de taal zou geworden zijn, of het genie van een vondel en anderen in staat zou geweest zijn, om - gelijk het nu op de behouden fundamenten het heerlijk gebouw onzer taal opgetrokken, en de bewaarde bouwvallen tot dit doel gebruikt heeft - zelf die grondslagen te leggen; - het valt moeijelijk dit uit te maken. Zonder twijfel is het echter, dat wij aan hen, die in de zestiende eeuw de hand aan onze taal en letterkunde gehouden hebben, en tegen den heerschenden tijdgeest, die de taal met vernietiging dreigde, het pantser hebben aangegord, grooten dank verschuldigd zijn. Is hetgeen zij geschreven hebben gebrekkig - men waardere het wegens het edele doel, dat de schrijvers voor oogen hadden, wegens de rijke vruchten welke hunne ijverige pogingen gedragen hebben; kan het meerendeel hunner geschriften niet onder de aangename lectuur gerekend worden, men stelle al wat uit de pennen dier taal-bewaarders gevloeid is, op hoogen prijs wegens zijn historisch belang.
Na hetgeen ik geschreven heb, zal het den lezer der Vaderl. Letteroefeningen niet bevreemden, wanneer ik mijne groote ingenomenheid met eene onderneming als die van den Heer stallaert te kennen geef; en het is niet alleen met zijn plan, maar ook met de uitvoering daarvan (voor zoo verre daarvan de proeven voor mij liggen), dat ik zeer ben ingenomen. Met eene uitmuntende Inleiding op eene bloemlezing uit de gedichten van Jonker jan van der noot, welke een berigt aangaande diens leven en werken bevat, zijn de eerste twintig bladzijden dezer eerste Aflevering gevuld. De Heer stallaert toont zich daarin een groot ijveraar voor de goede zaak welke hij voorstaat, het behoud niet alleen, maar de verdere ontwikkeling der Vlaemsche tael in zijn vaderland; zijn ijver