een gelijk getal, slechts 175 bedraagt, of als de gemiddelde levensduur in Zeeland voor de mannen 26⅔ en voor de vrouwen 29½ jaren bedraagt, terwijl in de provincie Limburg door de mannen gemiddeld ruim 40 jaren en door de vrouwen bijna 41 jaren bereikt worden, dan moet men erkennen, dat de Zeeuwsche eilanden en inzonderheid Walcherens hoofdstad, in vergelijking met de overige provinciën en groote steden van ons vaderland, voor allezins ongezond moeten gehouden worden. De door den Schrijver medegedeelde statistiek, uit de geboorteen sterflijsten, in verhouding tot de bevolkingslijsten opgemaakt, laat in dat opzigt geenerlei onzekerheid over. Jammer is het echter, dat niet het tijdvak of het getal jaren, waarover zich die berekening uitstrekt, werd opgegeven. Dat het slechts weinige tientallen geweest zullen zijn, is zoowel wegens de onvolledigheid der vroegere, bij den burgerlijken stand gehoudene, registers, waarschijnlijk te achten, als ook wegens de door den Schrijver gemaakte opmerking, dat de te Rotterdam en Dordrecht gehoudene sterflijsten wel eene nog ongunstiger sterfteverhouding doen kennen dan die van Middelburg, doch dat dit niet het geval blijft, als men in beide eerstgenoemde steden, waar de cholera herhaaldelijk talrijke slagtoffers eischte, het getal der daaraan bezweken personen van het bedrag der gestorvenen aftrekt. Dan zou het, naar zijne meening, vermoedelijk blijken, dat Middelburg als de allerongezondste stad van geheel Nederland beschouwd moet worden. ‘Van waar zulk een allertreurigste toestand van Zeelands hoofdplaats?’ De beantwoording dier vraag maakt den hoofdinhoud van het geheele geschrift uit, en het blijkt daaruit duidelijk, dat men vroeger ten onregte oorzakelijke momenten beschuldigd heeft, die niet in werkelijkheid bestaan, en daarentegen andere heeft over het hoofd gezien, wier gezamenlijke werking voor allernadeeligst moet gehouden worden. Het dikwijls herhaalde
gezegde b.v., dat de kruin van den Westkappelschen dijk gerekend wordt ter hoogte te zijn van de wijzerplaten van den Abdijtoren te Middelburg, heeft het denkbeeld doen ontstaan, dat men aan deze, tamelijk in het midden van het geheele eiland gelegene stad eene zeer lage ligging moet toekennen. Dit is niet te min eene groote dwaling, en de Schrijver heeft, om dit duidelijk te doen uitkomen, aan zijn boekje eene Tabel toegevoegd van de hoogte-