over alles wat tot het Avondmaal in betrekking staat. Eerst wordt over de voorbereiding tot het Avondmaal gesproken, en bij die gelegenheid over de voorbereiding tot het lidmaatschap der gemeente, over de belijdenis, de openlijke bevestiging, en eindelijk over de voorbereiding tot het Avondmaal. Hierna komt het Avondmaal zelf ter sprake, en wordt beschouwd als - eene plegtigheid door jezus ingesteld, een maaltijd ter gedachtenis van den Heer, een maaltijd der liefde, een vreugdemaal, een maaltijd, die in ons nieuwe en heilige voornemens wekt, die opwekt tot standvastigheid, tot openlijke belijdenis van den naam des Heeren. - Het opschrift der volgende Hoofdstukken is: het Avondmaal en de Chrislijke jongeling; het Avondmaal en de Christelijke maagd; het Avondmaal en het huiselijk leven; het Avondmaal en het lijden dezer wereld; het Avondmaal en de vreugde des levens; het Avondmaal en de strijd tegen de zonde; het Avondmaal en het berouw; het Avondmaal en onze opbouwing in den Heer; het Avondmaal en de eeuwigheid. - Eindelijk wordt in de derde afdeeling over de nabetrachting gesproken, en wel op deze wijze: het leven des geloofs, het leven der hope en het leven der liefde.
Wij hebben deze inhoudsopgave meêgedeeld, om een goed denkbeeld van dit boekje te geven aan wie het nog niet kennen. Het is geene dorre verhandeling, maar eene veelzijdige voorstelling van den rijken zegen, die in eene goede Avondmaalsviering ligt opgesloten. Voor verscheidenheid is er gezorgd. De vorm is meest die van toespraken, maar wordt ook door beschouwingen afgewisseld. Bijzonder werkt tot die afwisseling mede het eenvoudig, maar roerend verhaal, dat den hoofdinhoud uitmaakt van het Hoofdstuk, getiteld: het Avondmaal en het huiselijk leven. Regels en verzen uit toepasselijke gezangen strekken ook om de aandacht levendig te houden.
De eenige aanmerking, die wij op dit boekje hebben te maken, of liever de eenige wensch, die bij de lezing niet geheel werd vervuld, is deze. Nog altijd heerschen er in de gemeente vele verkeerde denkbeelden omtrent de beteekenis en de kracht van het lijden en sterven des Heeren, vooral in betrekking tot de vergeving onzer zonden, ja dikwijls onder-