Bl. 15. ‘Het vraagstuk betreffende het geestelijk gewaad en dat van het kruis bij de bediening des doops, en van zekere ceremoniën, de in achtneming of niet inachtneming waarvan tot eene plaats van gewigt was opgevoerd geworden’, enz.
Zonder nog op de ellendige constructie van dezen volzin aanmerking te willen maken, vragen wij of 't woord plaats hier op zijne plaats is, en of 't woordje punt niet beter de meening van den Auteur zou hebben uitgedrukt?
Bl. 45. ‘Ik zal veelligt de kwaden die ik vrees niet beleven.’ Zou 't oorspronkelijk evil niet oneindig beter door rampen zijn vertaald?
Bl. 48. ‘Ik wensch u te spreken over de gemakkelijkheden welke wij uitgevonden hebben ter vermijding dier zonden welke haar opzigt hebben tot de zamenspreking en de wereldsche intrigues.’
Bl. 49. ‘Het zijn twee vossen onder één deken’ (??).
Bl. 59. ‘Van de wonderbare voorzienigheden Gods.’
Bl. 64. ‘Toen het zweet hem in groote bloeddroppelen van het aangezigt stroomde.’
Op bl. 106 is de uitdrukking: ‘zij hebben getracht mij op te warmen met de hoop’, alles behalve fraai te noemen.
Op bl. 181 lezen wij: ‘de uitdrukking van verbazing welke de wezenstrekken van den ridder verwrong.’
Bl. 205. ‘Onindachtig aan de hooge verantwoordelijkheid.’
Bl. 210. ‘Hij stond bekend als iemand van opregte godsvrucht, nuttigheid en vredclievendheid.’
't Zijn slechts énkele staaltjes; wanneer wij lust gevoelden de lijst te completeren, wij zouden den lezer nog eens naar bl. 24, 44, 98, 147, 198 en meer kunnen verwijzen, terwijl de constructie van sommige volzinnen op bl. 74, 75, 103 en 104 den lezer omtrent de bedoeling van den Auteur in het duister laat.
't Is jammer dat een degelijk boek aan dergelijke onbevoegde handen werd toevertrouwd; in smakeloosheid wedijvert de uitvoering met de vertaling.