overleggingen, die hem na lang beraad aan de roepstem zijner krijgslieden tot het aannemen van den Keizersnaam het oor deden leenen. Met de Friesche benden onder hengist en horst steken wij naar Engelands kust over ter hulp van de door de Pieten en Schotten geprangde Britten; terwijl ten laatste de heerschzuchtige en wreede, maar dappere clovis (hlodowig), voor wiens zegevierende wapenen het grootste gedeelte van Gallië bezweek, ter bane treedt.
Waar zoo veel schoons en goeds wordt aangeboden, hinderen weinig een paar misslagen: de beweerde identiteit der Germaansche Barden en Priesters (bl. 83), en van het tegenwoordige Gelderland met het land der Menapiërs (bl. 91), benevens de afleiding van den naam der Angelen, dien zij reeds vóór hunnen overtogt naar Brittannië droegen, van den hoek (angulus) des lands aldaar door hen ingenomen (bl. 99). Te regt wordt het verhaal omtrent den uit Indië geweken friso, als den stamvader der Friezen en stichter van Stavoren, eene sage genoemd. Waarheid kan er bij zulk eene overlevering ten grondslag liggen. Maar wie vermag ze op dien afstand van eeuwen, en bij gebrek van geschiedkundige oorkonden uit den duisteren voortijd, van de verdichting onderscheiden?
Eene aanmerking houden ons de Schrijvers ten goede! Wij miskennen geenszins de waarde van ééne enkele der hier geleverde Schetsen, en zouden naauwelijks weten aan welke wij de voorkeur moesten geven. Maar eene andere vraag is het: of zij alle aanspraak hebben op eene plaats in dit werk? Was de verzoeking sterk, om de schrale berigten omtrent het behandelde tijdvak van elders aan te vullen, dit wettigt nog in een werk: ‘Ons Vaderland’, de behandeling niet van gebeurtenissen die in andere landen zijn voorgevallen, en van personen die elders hunne voornaamste rol gespeeld hebben, en die niet dan gedwongen aan de Geschiedenis van ons volk worden vastgenknoopt. Wij hebben er vrede meê, dat het ‘woud zonder genade’ bij Doesburg gesteld wordt, en dat juliaan en charietto aldaar tegen de Chamaven gestreden hebben Maar des eerstgenoemden verdere lotgevallen, zijn verblijf te Parijs, zijne ontwerpen en optogt tegen zijn zwager, den regerenden Keizer konstantijn, en zijn strijd tegen de Persen, behooren niet tot de Vaderlandsche Geschiedenis, al had hij dan ook in zijn leger Salische en Chamavische hulpbenden.