den aanval, maar berekende niet alle kansen, waardoor men hem dan ook ligtelijk van plan kon doen veranderen.’ Zijn Adjudant van andringa de kempenaar treedt in een vrij dubbelzinnig licht op. Intusschen welk eene verandering sinds vijf-en-twintig jaren! Wie had in 1831 kunnen voorzien, dat Belgische en Hollandsche Dichters elkander broederlijk de hand zouden reiken, en dat ook van dezen toonen zouden gehoord worden voor leopold van saksen coburg! Dit geschiedt in de hulde aan jan van rijswijk toegezongen door g.p. roos, terwijl prudens van duyse een Vlaamsch vertellingsken: de Kwezel, levert. Wat bij de gedwongen vereeniging der twee in vele opzigten verschillende volken niet gelukken wilde, en van hooger hand aanbevolen nimmer zoude gelukt zijn, wordt nu, na het bekoelen der hartstogten, vrijwillig gedaan. - Een minder vriendelijken geest ademt het proza-stuk van p. de kok: de Saltsburgsche Emigranten, dat de schuld van hunne grootendeels mislukte nederzetting in het Sluische Vrije ten jare 1733 hoofdzakelijk op hen werpt. Het nader onderzoek en de beslissing van de zaak in geschil aan wie in het bezit der daartoe vereischte bescheiden zijn, overlatende, is het ons toch voorgekomen, dat meerdere kalmte bij den Schrijver dezer Bijdrage tot eene bedaarder en onpartijdiger navorsching zou geleid hebben. Bij al zijne ingenomenheid tegen de Saltsburgers, ziet hij zich echter gedwongen te erkennen, dat de ingezetenen, de zaak te ligt achtende, geene zekere en eenparige middelen beraamd hadden ter voorziening in de kosten van de vestiging der Emigranten, die, reeds bij hunne aankomst met een ongunstig oog beschouwd, eene behandeling ondervonden welke veel te wenschen overliet. Hadde de Auteur zich bovendien kunnen verplaatsen in den toestand van om de belijdenis des Evangeliums
verdreven menschen, die, na eene lange en moeijelijke reis, in een oord aanlandden waar hun alles vreemd was en waar velen hunner het slagtoffer van het klimaat werden, hij zou zich hunne ter neêrgedrukte gemoedsgesteldheid hebben kunnen verklaren, en zich zeker van schimpredenen op hunne armoede hebben onthouden. Armoede is toch geene schande, en waar zij om christus' wil geleden wordt, eene eer. - De herinneringen aan Aardenburg, door b.ph. de kanter; Mijne reis naar een dierbaar huis, door h.j.b.; en Rust in vrede, aandenken aan mijne oudste zuster, door e.f.h.