schuldigd, dat hetzelfde gebrek 't welk in ‘Ons Vaderland van den Heer e. gerrits gevonden wordt, ook dit werk ontsiert: historische onnaauwkeurigheden en misslagen. Wij willen de anachronisme (bl. 79), die jakoba van beijeren tien jaren na haren dood met frank van borselen hertrouwd voorstelt, over het hoofd zien, maar kunnen dit niet, wanneer laatstgenoemde als bezitter van veengronden aan zee voorkomt (veengronden op de Zeeuwsche eilanden?), en wanneer (bl. 177) van den stichter der broederschap van het gemeenschappelijke leven gezegd wordt: dat zijn naam bijna het eenige is, dat de tijd ons van hem naliet. Zijn de Schrijvers dan ten eenenmale onbekend met het door delprat en clarisse over hem geleverde? Op bl. 69 laten zij margaretha van anjou, de verloofde van Engelands Koning hendrik VI, te Verdun aan de Maas in het vaartuig plaats nemen, dat haar naar Engeland, dus door België en Holland heen, zou overvoeren; en bl. 211 laten zij Rotterdams poorters eene sterke vloot toerusten tot bijstand van Jonker willem, ter bevrijding van het door de Vlamingen belegerde Zierikzee. Van reyn, Geschiedk. Beschr. van Rotterdam, in de noot aangehaald, had hen beter kunnen onderrigten.
Met dit gebrek paart zich een ander, t.w. eene mislukte poging ter nabootsing van de verouderde uitdrukkingen en taal van vóór vier eeuwen: eene woon kiezen (bl. 55); hoe droef was mijn ontwaken (bl. 58); het is u bekend, dat het onze wil is, de Prinsessen van ons huis zich niet moeijen met de zaken van Staat (bl. 59); terwijl overigens de geciviliseerde taal onzer dagen gesproken wordt. Die halfslachtigheid is te meer verwerpelijk, omdat men aan het Lotharingsche hof toen evenmin als later van het Nederduitsch wist. Beter gelukt zijn de onzen voorvaderen uit de Spaansche tijden in den mond gelegde woorden, ofschoon het ook daarbij niet aan inconsequenties ontbreekt.
Overigens ook hier dezelfde schoone en boeijende stijl, die met den inhoud maakt, dat men van de lezing noode aflaat. De eerste Schets, getiteld: een Koningszoon (beter: eene Koningin, die de hoofdpersoon is), doet den verterenden gloed aanschouwen van heerschzucht en hoogmoed, die, gelijk gewoonlijk, zich zelven een graf delven, en eene mengeling van hoogheid en laagheid in de Grooten der aarde, die zich door zoo-