gepaard met diep en rijp onderzoek van de Christelijke waarheid, wel eindigen moet met zich in de armen van Rome te werpen.
Wij zijn niet geroepen om hier het boek van broere zelf te beoordeelen, en kunnen ook volstaan met daaromtrent te verwijzen naar hetgeen Dr. diest lorgion in Waarheid in Liefde, en glasius in het Bijblad tot de Kerkelijke Courant hebben geschreven. Op andere wijze wordt de redenering van den Warmonder Hoogleeraar aangevat door den ongenoemden schrijver van de aan het hoofd dezer aankondiging vermelde brochure, en met evenveel juistheid als scherpzinnigheid uit het door broere geschrevene afgeleid, hoe deze, zijns ondanks waarschijnlijk, de Protestantsche beginselen veel meer huldigt, dan men van eenen Professor aan een R.K. Seminarie zou verwachten. Dit is niet het eenige gezigtspunt in dit stukje, maar dat, hetwelk ons het meest in het oog viel, en waarbij wij ons daarom dan ook enkel willen bepalen.
Broere erkent, dat de groot's begrip aangaande de ‘Kerk’ was, dat de Roomsche zich ten onregte de Kerk noemt, aangezien ook die kerken, welke in geene de minste betrekking staan tot Rome of den Paus, b.v. de Grieksche, de Syrische, de Armenische, evenzeer tot de Katholieke, d.i. algemeene kerk behooren als de Roomsche. En ondanks dit begrip merkt broere den grooten hugo aan als in wezenlijkheid teruggekeerd tot de moederkerk. Onmiddellijk volgt daaruit, dat, volgens broere, het geloof in de opperhoofdigheid van den Paus niet noodzakelijk is, zal men tot de Katholieke, algemeene, Kerk behooren. Er volgt tevens uit, dat de Heer broere, die ambtshalve de R.K. godgeleerdheid aan aanstaande geestelijken onderwijst, de Protestanten houdt voor leden der algemeene Christelijke Kerk, staande alzoo niet extra ecclesiam, maar in ecclesia. Wij zeggen met het voor ons liggende stukje: ‘dit kan onder de verblijdende teekenen van den tegenwoordigen tijd geteld worden.’
Broere erkent, dat de groot de onfeilbaarheid van den Paus bepaald ontkende. En des ondanks houdt broere hem voor een goed Katholiek, in wezenlijkheid teruggekeerd tot de moederkerk. Onmiddellijk volgt daaruit, dat, volgens broere, het geloof in 's Pausen onfeilbaarheid geen onvoorwaardelijk noodig bestanddeel is om tot de moederkerk te