| |
Korte mededeelingen.
Wij hebben reeds een paar malen melding gemaakt van de Vragen en Antwoorden. Brieven over den Bijbel, uitgegeven door cd. busken huët. Met een enkel woord berigten wij, dat de derde en vierde Aflevering op de beide eerste gevolgd zijn. Gene handelt over het menschelijke, dat in den Bijbel, met name in het O.T., aan God wordt toegeschreven. ‘God wordt er bijgehaald’, zoo lezen wij: die uitdrukking is karakteristiek. Zeer juist toont reinout aan, dat wij dit alles uit het godsbegrip der Israëlieten moeten verklaren, een godsbegrip, dat, gelijk bij alle menschen, met hun begrip van zedelijkheid innig zamenhangt. In de vierde Afl. wordt de moeijelijke zaak van de profetiën des O.V., die in het N. voorkomen, aangeroerd. Aangeroerd mogen wij wel zeggen, want reinout's antwoord op de bezwaren van machteld behelst eene schoone voorstelling van het gansche O.V. als profetie van het N., en spreekt ter loops van het opdat vervuld zou worden. Indien iemand ontkent, dat deze brieven met talent zijn geschreven, dan bezondigt hij zich tegen den Auteur. Maar juist om den wille van dat talent zouden wij hem willen smeeken ernstiger te zijn; die losse toon moge hem een lauwer als schrijver van brieven verwerven, hij dwingt den nadenkende tot een hoofdschudden, dat geene goedkeuring beteekent. Wij hopen, dat niet alle lezers zoo leer- en volgzaam als machteld zullen zijn, maar wij vreezen toch, dat het menigeen als haar gaan zal, en hierom waarschuwen wij hen, die nog niet vast in hunne schoenen staan, voor de lezing; en zeggen nog eens: 't is wel gemakkelijker zoo over den Bijbel te denken als hier geleerd wordt - maar is het waar! Intusschen, deze beide brieven zijn over 't geheel niet zoo radicaal als de
vorige.
| |
| |
Zij het wat laat, wij achten ons verpligt nog ten allerdringendste aan te bevelen de Bladen uit het Dagboek van gosewinus. Na zijn ontslapen in het licht gegeven door j.e. de voogt, Predikant te Amsterdam. Te Rotterdam, bij van gogh en oldenzeel. - Kent gij dat voortreffelijk boek, lezers? Och, wat heeft die vader in dien zoon ontzaggelijk veel verloren! 't Is eene kiesche zaak, een dagboek uit te geven, het dagboek vooral van een eigen kind. Ds. de voogt heeft het gedaan zoo goed als het kon. Dit Dagboek heeft de verdienste, dat het blijkbaar geschreven is zonder dat ooit de schrijver aan een anderen lezer dan zich zelven dacht. Het spreekt van deugden en gebreken, en er is iets ongekunstelds in het getuigen van die laatste, iets, dat niet doet denken aan den stelregel: ‘ootmoed omdat er toch ook ootmoed in moet doorstralen’. Maar, o, hoe moeijelijk was vooral hier de keuze voor den vader! En lees toch die passage over de aanvechtingen tot wellust... goud is zij waardig. - Het geheel is de uitdrukking van een vroom en frisch gemoed. Al het ziekelijke, dat zelfs de schoonste dagboeken ontsiert, is hier verre, zeer verre. De lezing kan niet anders dan opwekkend en stichtend voor oud en jong zijn. Jeugdigen van jaren vooral moeten zulk een boek dikwijls, zeer dikwijls lezen, overpeinzen wat er in staat, en de trekken van het beeld van gosewinus naar hunnen aanleg en bestemming op het hunne trachten over te brengen. Een weinig gematigder eerzucht kan geen kwaad. Geschikter geschenk, dan dit schoon uitgevoerde werk, is er voor jongelingen niet te bedenken. Niemand zoeke naar iets beters bij gelegenheid van aanneming of verjaardag: 't is niet te vergelijken met alle bundels stichtelijke vertoogen; het leeft. Zietdaar de grootste verdienste er van. Stellig
is er na weinig tijds een tweeden druk van noodig. Maar dan bewijze de vader nog deze hulde aan de nagedachtenis zijns zoons, dat hij voor eene betere correctie zorge, want over de slordigheid, die haar kenmerkt, zijn wij zoo verbaasd geweest, dat wij haar moeten vermelden, hoe gaarne wij ook niets dan goeds van dit boek zouden gezegd hebben.
Wel niet zoo hoog, maar toch ook zeer hoog loopen wij met een bijzonder voor jonge dames geschikt geschenk, bij kirberger uitgekomen. De titel luidt: De Kaleidoskoop eener Christin. Woorden
| |
| |
uit het hart en uit het leven, van tryfosa. (à f 1-90). 't Is even als het vorige in linnen bandje met stempels gebonden, en bevat 130 min of meer uitgewerkte gedachten van godsdienstigen aard. Het lijdt geen twijfel, dat de Schrijfster der orthodoxe rigting is toegedaan, maar zij is zoo gematigd en zoo liefderijk, zoo verstandig en zoo zalvend, in de goede beteekenis van het woord, dat gij al een verachtelijk liberaal moet zijn, om haar niet lief te hebben en om niet veel van haar te leeren. Ziet in dezen Kaleidoskoop, en uw hart wordt beter... wij verzekeren het u, terwijl gij als eerlijk man moet erkennen, dat die orthodoxe kleuren zacht en liefelijk zijn. Zeker, die Kaleidoskoop is van eene Christin - mogten al hare geestverwanten Christenen zijn als zij, en mogt zij ons weldra weêr een bundeltje aanbieden!
M. wijt en zonen, te Rotterdam, gaven uit: Nog een woord over het Materialisme van den laatsten tijd; door k.m. giltay. De S. levert in deze bladzijden - wat men, op den titel afgaande, wel niet zou vermoeden - eene Antikritiek! op de in de laatste Julij-Aflevering van het Tijdschrift ‘de Gids’ opgenomen beoordeeling zijner redevoering over 't Materialisme (zie ook onze Boekbeschouwing, bl. 607-621). Reden genoeg voor Ref. om zich tot eene aankondiging te bepalen. Wie de redevoering kent, en het oordeel van den Recensent heeft vernomen, en genoeg belang in de behandelde quaestie stelt, om zich de uitgave van 25 cts. te getroosten, koope en leze! - 't Zijn maar 14 bladzijden, niet zeer compres gedrukt. Audiatur et altera pars!
Vijf Afleveringen zijn ons toegezonden van bulwer's meesterstuk: Mijn Roman, dat nu op eene goedkoope wijze door a.c. kruseman wordt uitgegeven. Het werk zelf heeft geene aanbeveling meer noodig. Men moet wel zeer anti-romantisch wezen, om niet te dweepen met dit boek, dat kennis is magt tot zijn thema heeft gekozen. Moge het ook hier en daar den allernuchtersten lezer doen uitroepen: ‘hoe toevallig!’ hij zal toch hoog moeten ingenomen zijn met de ontzaggelijk groote menschen-, boeken- en zakenkennis van den Schrijver. Dit zijn werk behoort tot die, welke men in eigendom moet hebben om het meer dan eens te lezen en telkens weêr op te vatten. De Uitgever heeft er nu den weg toe gebaand, en de
| |
| |
Heer s.j. van den bergh leverde eene goede vertaling. Om eigenlijk eene zeer goede te leveren, zou iemand van groote geleerdheid en vlijt meer dan één jaar lang niets anders hebben moeten doen dan er aan te arbeiden. Doch gaat men naar den maatstaf onzer gewone vertalingen berekenen, ja, dan is die vertaling zeer goed. Of zij hier en daar nog verbeterd is, kunnen wij niet beoordeelen, daar wij den eersten druk niet bezitten. Doch zonder eenigen twijfel is zij nog wel voor verbetering vatbaar en verdiende het boek, dat deze wierd aangebragt. De uitgave is van a.c. kruseman; dat is genoeg gezegd, ofschoon wij eerlijk moeten erkennen, dat haar iets slordigs kenmerkt. Wij vallen nog niet over de correctie, die met overhaasting is geschied, maar vooral hebben wij gezocht naar de Wijze van uitgave, zoodat wij onmogelijk kunnen zeggen, hoe vele Afleveringen, ieder van 144 bladzijden, het werk zullen completeren, en het alleen aan de zorg van onzen Uitgever te danken is, als wij den prijs van iedere Aflevering tusschen haakjes (f :-70 per Aflev.) meêdeelen. Voor de eerste Aflevering staat de titel van 't Eerste Deel. Later verscheen een omslag er voor, en daarin weêr een titel voor het Tweede, benevens eene plaat, die - gij ziet het dadelijk - riccabocca in den stok voorstelt, maar niet aanwijst waar hij in het boek zijne plaats moet vinden. Geene letter staat er op te lezen. Wij begrijpen volstrekt niet het aangename van dat uitgeven in Afleveringen: waarom dan niet liever in Deelen? Eene zesde Aflevering, pas ontvangen, getuigt weder voor die weinige zorg. 't Is al weêr op den omslag: vijfde Aflevering. Nu is het Tweede Deel uit - maar waar is het omslag? komt er ook eene plaat bij? Wij raden onze lezers het werk, zij de uitgave dan ook op eens wat hoog, te nemen
als het voltooid is. Nu komt er stellig verwarring.
Niet zulk een wild, maar een zeer bezadigd voorkomen heeft de uitgave van p.n. van kampen: Geertruida, of de liefde des Geloofs. Twee Deelen. Tweede druk, met eene lieve staalgravure, voorstellende de heldin zelve (à f 3-20; geb. f 3-90). De heldin zeiden wij daar. Ja, geertruida moet de hoofdpersoon heeten, maar is zij het? En wat is dit boek, dat een tweeden druk beleeft, als kunstproduct? De aftrek dien het vond, is zeker een krachtig bewijs voor den vromen zin onzer
| |
| |
hedendaagsche lezeressen; wij kunnen dezen roman ook niet genoeg aanbevelen als een geschenk voor meisjes - zalig het huisgezin waar de geest van geertruida woont - de liefde vermag toch veel, hier heet het alles, maar 't is ook in een roman; en de liefde van onze geertruida's zal nooit volmaakt zijn. Doch wij hopen, dat niemand, uit den bijval aan dit werk gegeven, tot een oordeel over den kunstzin onzer romanlezers zal komen, want het bevat wel tallooze menschkundige opmerkingen, maar ons zoolang, tot bijna aan het einde van Deel I, op geertruida te laten wachten, is eene groote zonde; wij hadden bij haar de liefde des geloofs juist moeten zien ontkiemen, en al grooter en grooter worden. En dat is het eenige niet, dat wij op de karakterteekening zouden hebben aan te merken in dit overigens hoogst nuttig boek.
Nog eene tweede uitgave, die zich zeker naar het uitwendige boven de beide voorgaande onderscheidt! Wij bedoelen andersen's 't Was maar een Speelman! te Schoonhoven, bij s.e. van nooten, ingenaaid à f 2-: gebonden in linnen band met vergulde stempels, zoo als wij haar ontvingen, à f 2-40. Wie prijs stelt op waarlijk degelijke lectuur, en gaarne eens goed voelt, hoe de snaren hierbinnen trillen kunnen, die zal zich haasten om te zorgen, dat zijne boekenplankjes met dit product van den Deenschen Auteur verrijkt worden. Jammer, dat wie het boekje opent, moet opmerken, dat de letterdruk in strijd is met het nette bindwerk. Die letterdruk is lang niet netjes; menige onzuiverheid beleedigt den smaak.
Geloof, Hoop en Liefde. Door j.w.r. gerlach. Te Dordrecht, bij h.r. van elk. 1857. In gr. 8vo. XXXIX en 147 bl. f 1-90. - Onder dezen titel ontvingen wij een klein werkje, door den Heer gerlach geschonken, ten voordeele van den kerkbouw in de Haarlemmermeer. Wij zullen beginnen met den Schrijver dank te zeggen voor de welwillendheid die hij in dezen betoonde; hij, die geen bewoner van de Meer, niet eens van de provincie Holland is, maar uit den versten hoek des vaderlands zijn tijd en zijne moeite ten offer bragt om eene goede zaak te helpen ondersteunen.
Daarom verheugde ons ook de zeer uitgebreide lijst van
| |
| |
inteekenaren, en wenschen wij verder voor het nette boekje nog een ruim debiet.
De titel doet reeds zien, dat het Verhaal zich beweegt op een akker van het historie-veld, die niet ondoorploegd is gebleven. Men begint met het beleg en de inneming van Rouaan; vervolgens vindt men de belegering van Orleans, de veldslagen van Jarnac en Montconteur, en eindelijk den Bartholomeusnacht beschreven. In hoeverre nu de romantische draad, welke door de geschiedkundige feiten heenloopt, het geheel tot eene boeijende lectuur maakt, willen wij niet te naauw onderzoeken; vooreerst om het goede oogmerk, en ten tweede omdat.... men een gegeven paard niet in den mond ziet.
m.
Twee Verhalen uit adalbert stefter's Bonte Steenen. Uit het Hoogduitsch. Te Amsterdam, bij j.d. sijbrandi. (à f 1-50). - Ref. zal zich niet verwonderen als velen zich door de sierlijke uitgave van dit boekje laten verlokken en het koopen; maar is er zeker van, dat ieder die het gekocht heeft, zich zijn geld zal beklagen, wegens den niets beduidenden inhoud, en dat alle kinderen, wien het geschonken is, zich met de lectuur uit de Bonte Steenen zullen vervelen. Daarenboven kan Ref. niet begrijpen, hoe een degelijk Uitgever, als de Heer sijbrandi, aan zulk een prul een zoo fraaijen vorm heeft kunnen geven, en meent, dat de Vertaler geen lof voor zijn werk verdient.
d.
Allen die de zee bevaren, vooral zij die zich voor een stuurmans-examen voorbereiden, mogen niet voorbijzien, dat te Dordrecht, bij p.k. braat, een Handboekje voor jonge Zeelieden ter Koopvaardij is uitgegeven. De Schrijver er van is natuurlijk een man van 't vak: a.f. giese, Koopvaardij-Kapitein. Het kost f 3-50, en is gebonden in een net linnen bandje. Het onderscheidt zich door bijzondere volledigheid. Wilden wij ook maar den hoofdzakelijken inhoud opgeven, wij zouden de grenzen eener korte mededeeling overschrijden. Ook den niet-zeevarende kan het worden aanbevolen, indien hij belang stelt om schip en scheepvaart, voor Nederland van zoo ontzaggelijk veel belang, te leeren kennen. |
|