Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1857

[p. 701]

1. Eerste beginselen der Fransche Taal, een Leerboekje voor jeugdige Leerlingen, door W.J. van der Vegt. Tweede, verbeterde en vermeerderde druk. Te Amsterdam, bij C.L. Brinkman. 1854. In kl. 8vo. 100 bl. f :-25.
2. Eerste gronden der Fransche Taal, bevattende eene reeks van oefeningen, met de noodige aanwijzingen voor eerstbeginnenden. Te Leyden, bij A.W. Sijthoff. 1856. In kl. 8vo. 129 bl. f :-40.

Het eerste dezer werkjes heeft reeds een tweeden druk beleefd, waaruit men al ligt zoude opmaken, dat het een zeer goed werkje moet zijn, iets waartegen wij ernstig opkomen, omdat het krioelt van fouten, welke bewijzen, dat de Schrijver in het Fransch een brekebeen is. Hetzelfde moeten wij van N^o. 2 zeggen, welks inrigting ons daarenboven minder beviel dan die van N^o. 1. Beide leerboekjes staan, onzes inziens, verre beneden het eerste Stukje van van der hoeven, hetwelk wij, uit gebrek aan iets beters, voor jonge kinderen blijven aanbevelen.

Wij willen ons ongunstig oordeel staven. N^o. 1. Bl. 23: L'éclair est majestueux, mais le tonnerre est plus (sic!) effroyable. Hoe komt de Schrijver toch aan zulk eene dwaze begripsverwarring? - Bl. 24: On divise le jour en quatre parties, savoir: le matin, le midi, le soir et la nuit. Waar haalt de Schrijver die verdeeling van daan, en welke zijn hare grenzen? Of zouden die dezelfde zijn bij den Eskimo en den Javaan, in den winter en in den zomer? - Bl. 87: J'avais été beau, et vous aviez été pale (voor pâle). - La terre est ronde et l'Océan est grand. Welk verband zal een kind toch wel tusschen die dingen opmerken?

N^o. 2. Bl. 1-7. De aanwijzing voor de uitspraak is onvolledig en gebrekkig: wij geven de voorkeur aan een levenden aanwijzer, bij preferentie een wèlopgevoeden Franschman. - Op bl. 12 vinden wij twee zonderlinge volzinnen. Van de eerste menschen sprekende, zegt de Schrijver: Ils étaient alors heureux et immortels. Is de mensch dan nu niet meer onsterfelijk? - En iets lager: Dieu fait plus pour les hommes que votre père et votre mère. Onzes erachtens loopt deze vergelijking

[p. 702]

mank aan een groot vereischte in een werkje voor kinderen: duidelijkheid en gepastheid. - Bl. 32: trente-un, voor trente et un. Men zegt wel: quatre-vingt-un, cent-un, maar anders moet het voegwoord et het numerale adjectief un voorafgaan, en dan vervalt natuurlijk het verbindingsteeken. - Bl. 120: Pair ou non pair. Men zegt wel: pair ou non, pair et impair, maar nooit zal het een Franschman in de gedachte komen om non pair te zeggen.

l.a.h.

Februarij 1857.