veel van philosopheren, maar op dat veld is zij niet zoo goed te huis, als eene goede Hollandsche vrouw in hare linnenkast: zij is eene aardige denkster, maar geheel eene vrouwelijke denkster. Zij is rijk aan treffende opmerkingen en lieve idéën, maar ze kan die beter opwerpen, dan uitwerken; - zij wil er wel goed mede stichten, maar welk goed en op welke wijze is haar, dunkt mij, niet zoo helder.
Ook de bovengenoemde roman, kan hiervan weder ten voorbeeld strekken. Het is een klaaglied over het lot der vrouw in de tegenwoordige, maar vooral in de Zweedsche maatschappij, wat zij hier in den mond neemt, en eene prediking, dat haar lot worde verbeterd, en haar werkkring veredeld. Vele gedachten, die zij hierover uit, zijn zoo diep gevoeld, dat ze wel uit het gemoed der S. zelve zullen gegrepen zijn, wier positie en ontwikkeling haar in dit opzigt wel eenig gemis zal doen gevoelen. Maar veel verder dan zulk gevoel van gemis komt zij niet, en men blijft vragen, wat ze dan eigenlijk wil. De heldin hertha, de vertegen woordigster dezer theorie, eischt beter onderwijs en meerdere vrijheid voor de vrouw, en idealiseert veel over een ruimeren werkkring, die haar toekomt; maar waarin dat onderwijs, en waartoe die vrijheid, en vooral waarin die werkkring eigenlijk bestaan zal, dat schijnt zij niet genoeg met bedaarde zinnen overlegd te hebben. Want, als die werkkring gevonden moet worden in eene inrigting tot onderwijs, zoo als hertha die oprigt, wat zal dat beduiden? Ik begrijp niet, hoe de S., die zelve in de hoofdstad haars vaderlands aan het hoofd staat van een opvoedings-instituut, zulke idealistische en weinig praktische denkbeelden daarover hebben kan. Hoe lief hare idealen ook zijn, en met hoeveel welgevallen ze ons ook weet voor te stellen, wat groot nut hertha door die school verspreidt, ik kan mij zulk onbestemd onderwijs en zulk eene engelachtige institutrice wel op het papier, maar niet in werkelijkheid denken.
Hertha zelve moet de modelvrouw wezen, een sprekend bewijs van de behoeften en krachten, die in de vrouw sluimeren, en zij is ook een interessant en zorgvuldig bewerkt beeld. Maar als men de hertha van de laatste Hoofdstukken met ‘het positieve meisje’ vergelijkt, wat in het begin ons wordt voorgesteld, dan moet men erkennen, dat dit model