| |
De Oorlog tusschen Rusland, Turkijë en de Westersche Mogendheden, in het midden der negentiende eeuw. Drie Deelen. Tweede, herziene druk. Te Rotterdam, bij H. Nijgh. 1856 en 57. In gr. 8vo. f 16-:
Aelianus, geloof ik, of anders een ander, verhaalt ons, dat de beschrijver van den Perzischen oorlog, - ik bedoel dien echten, ouderwetschen tusschen de Grieken en Perzen, - de Pater historiae herodotus, zijn vrij uitvoerig werk aan de, zeker zeer geduldige vergadering aller Grieken bij de Olympische spelen heeft voorgelezen. Hunne alleruitbundigste teekenen van goedkeuring waren hem eene voldoende belooning voor zijne moeite, en - ons een bewijs, dat de Grieken zeker nog niet veel gewend waren. In allen gevalle heeft herodotus dan niet zoo lang op eene recensie moeten wachten, als de ongenoemde beschrijver van den laatsten Europeschen oorlog. Ik vraag den S. verschooning voor deze mijne nalatigheid, maar troost mij met de gedachte, dat nu mijne aankondiging tevens eene herinnering is van een werk, wat eene blijvende waarde heeft.
Het was eene gelukkige gedachte, om ook het Nederlandsche volk door een geregeld overzigt bekend te maken met het hors d'oeuvre der negentiende eeuw, een oorlog op groote schaal, tusschen Europesche mogendheden gevoerd. Wel heeft men lang genoeg en overvloedig in alle dagbladen van Sebastopol moeten hooren, zelfs tot vervelens toe, volgens sommigen; maar diezelfden zouden misschien bezwaarlijk iets
| |
| |
behoorlijks weten na te vertellen van de allerbelangrijkste bedrijven uit dat groote drama. En, al wat de periodieke pers levert, al is het nog zoo belangrijk, wordt verdrongen door hetgeen volgt, en begraven onder de massa. Welkom zal het dan velen zijn, de belangrijkste documenten, van wat wij onlangs als nieuws lazen, tot een geordend geheel als historie bijeenverzameld te vinden, en mij is het een genoegen het boek aan te kondigen, wat zich dit ten doel stelt.
Wij hebben hier geene uitsluitend militaire beschrijving van dien oorlog, zoo als in Frankrijk het ‘Précis historique’, enz., van du casse, in Engeland de ‘Letters from Head-Quarters’, en zoovele andere verschenen zijn. Zelfs geloof ik, ofschoon zelf geen militair, dat een deskundige van tijd tot tijd wel eens zou moeten glimlagchen over kleine misslagen, die de S. in het vertalen der rapporten begaan heeft. Maar toch geeft de zorgvuldige mededeeling der officiële rapporten aan het boek ook voor mannen van het vak zijne waarde.
Ook is het niet het verhaal van een ooggetuige, gelijk dat van den Franschman de bazancourt, en van den Engelschman h. sandwith over de verdediging van Kars, en nog zoo vele andere over afzonderlijke episoden van het geheel. Het is eenvoudig een beschaafd man, die op populaire wijze te boek stelt, de gewigtige gebeurtenissen, die het voor elk beschaafd mensch een pligt is te kennen. - Zijne onderneming is nagenoeg gelijk aan hetgeen voor de Engelschen Dr. e.h. nolan (The history of the war against Russia), en voor de Franschen, e. de la bedollière, lamarche en kauffmann (Histoire de la guerre d'Orient, illustrée, enz. in verschcidene seriën, bij g. barba te Parijs uitgekomen) hebben gedaan.
De S. heeft namelijk geprofiteerd en laat nu ook het publiek profiteren van den rijkdom en de soliditeit der tegenwoordige Journalistiek. Hij heeft de Fransche en vooral de Engelsche Illustraties, misschien nog wel andere tijdschriften, ter hand genomen, en uit de verschillende officiële documenten, de rapporten der legerhoofden, de biographische, geographische en historische mededeelingen, daar gevonden, een geordend geheel gemaakt.
Men verwachte dus geene politieke beschouwingen, geene elucidaties van onbekende of betwiste punten, geene inzagen achter de schermen, gelijk men het noemt. Hoe belangrijk dit
| |
| |
ook wezen moge, daartoe is het de tijd nog niet, en zulks is van den toeschouwer uit de verre verte ook niet te verwachten. Bijna uitsluitend heeft de S. het officieele, voor de openbaarheid bestemde gedeelte der feiten voorgesteld, en zelfs van de meer particuliere berigten, waarop de dagbladen ons zoo dikwijls onthaalden, een zeer matig gebruikt gemaakt.
Voor het grootste gedeelte is het dus de S. zelf niet die spreekt, maar zijn het de verschillende autoriteiten, die hij laat spreken, en, wanneer ik mij enkele aanmerkingen veroorloof, dan gelden die voornamelijk de rangschikking, keuze en verwerking der stof, en den stijl.
De wijze, waarop de S. het geheel in rubrieken verdeelt, en ons dán op het veld der Diplomatie, dán op het oorlogstooneel, in de Krim, in de Oostzee en in Azië verplaatst, is, dunkt mij, zeer geschikt, om er een geleidelijk overzigt van te geven. Over het geheel is het boek ordelijk en naauwkeurig bewerkt; de onnaauwkeurigheden, die ik aantrof, betreffen slechts kleinigheden. Maar in de keuze, die onze Geschiedschrijver uit zijne ontzettend rijke stof doen moest, is hij minder gelukkig geweest. Te uitvoerig en te lang zijn al die historische en geographische uitweidingen over Rusland, Turkijë, de Krim, Keizer nikolaas (die al zeer beleefd behandeld wordt), Sardinië, enz. Hij haalt het te diep op, en schenkt ons niets, terwijl hij aan de andere zijde ons weder teleurstelt. Want, na de veel belovende titels der Hoofdstukken over Turkijë en Rusland, D. I, bl. 1-38, zouden wij wat meer verwachten, dan zulke uiterst schrale schetsjes. Meer behoefte bestond er b.v. hier en daar aan korte krijgskundige verklaringen over het belegeren en verdedigen eener vesting, en andere ophelderingen en aanvullingen, zoo als hij onder anderen ook geeft over de organisatie van de Fransche en Engelsche legers (D. I), hoewel ook dit nog al zeer onvolledig is.
Vooral echter spijt het mij, dat de S. zoo veel ongebruikt en onvermeld laat, wat juist aan dezen oorlog zoo groot gewigt bijzette. Het was een oorlog niet alleen van de mannen van het Westen tegen die van het Noorden; het was vooral een strijd der westersche beschaving en industrie tegen het rijk, wat gemeend had, die te kunnen ontberen. Dáárdoor nog meer dan door der krijgeren dapperheid is de overwinning
| |
| |
behaald. Gaarne hadden wij dus meer gehoord van de onberekenbare diensten, die de scheepvaart, door den stoom herboren, bewezen heeft in het transporteren van manschappen, proviand, ammunitie (niet ‘munitie’, wat de S. altijd gebruikt), zieken en gekwetsten, en al wat verder voor zulk een ontzaggelijk leger noodig was. Wij kunnen niet tevreden zijn met het weinige, wat wij slechts bij toeval hooren van de ambulance- en hospitaaldienst, zoo belangrijk bij deze groote menschenslagterij; - van de nieuwe hulpmiddelen, waardoor het leger gevoed en verzorgd werd; van de nieuwe steden, Kamiesch en Balaclava, die koophandel en industrie als door tooverslag te voorschijn riepen. De steeds toenemende krachtsinspanning voor deze onderneming, - met veertig-duizend man en geringe ressources begonnen, met 200-duizend man en een ongehoord materiëel geëindigd, - is uit het verhaal wel op te maken, maar zij wordt niet duidelijk genoeg voorgesteld. De spoorweg en de waterleiding in het kamp voor Sebastopol, de telegraaf naar Londen en Parijs, de nieuwe tenten en barakken, en zooveel van dien aard wordt aangestipt, als of het gewone zaken bij een beleg zijn. Zelfs aan de fameuse drijvende batterijen, de uitvinding (zegt men) van den gevierden Keizer, die met de magt alle andere schitterende hoedanigheden tevens schijnt gekregen te hebben, wordt de behoorlijke eer niet bewezen. En dan die beruchte eerste winter in de Krim, met zijne namelooze ellende en strenge lessen voor het Engelsche leger, die eigenlijk eerst de spoorslag werd tot de latere krachtsinspanningen, - te weinig, dunkt mij, wordt er van gezegd.
Ook vergeet de S., die toch zoo uitvoerig is in het mededeelen van uiterst vervelende nota's der kibbelende Kabinetten, bijna geheel een blik te slaan op den loop der zaken in de krijgvoerende landen zelve, gedurende den oorlog. Vooral van Engeland viel in dit opzigt veel te zeggen.
In de beschrijving van het beleg van Sebastopol komt het het meest duidelijk uit, dat de mededeeling, hoofdzakelijk der offieieele rapporten, nog geen geregeld overzigt van het geheel geeft. Die rapporten behelzen alleen die episoden die van oogenblikkelijk militair gewigt zijn; van daar dat het verhaal te veel verbrokkeld is in afzonderlijke hoofdstukken en feiten, die niet genoeg aaneengeschakeld zijn, vooral in de beschrij- | |
| |
ving van den laatsten tijd van het beleg. In dit opzigt staat het genoemde Fransche werk door g. barba uitgegeven ver boven het onze, in rijkdom van feiten en mededeelingen, zoowel officieele als particuliere. Mijn Hollandsch hart noopt mij echter te zeggen, dat de Franschman de verbazende goedkoopheid dier uitgave ook met ontzettende slordigheid gekocht heeft.
Een ander nadeel uit de wijze van bewerking gesproten is dit, dat in de topographische benamingen nog al verwarring heerscht. Dezelfde plaats of zaak werd in de verschillende berigten dikwijls met een anderen naam genoemd, en de S. heeft te weinig getracht, om dit gebrek door korte teregtwijzingen te verhelpen. Nog gemakkelijker ware het geweest, om de herhalingen te vermijden, die nog al eens voorkomen, b.v., in de verschillende beschrijvingen van Sebastopol, en in de geschiedenis van Keizer nicolaas (D. II) vergeleken met die van Rusland (D. I). Zelfs vinden wij, D. II, bl. 374-75, bijna eene geheele bladzijde letterlijk gelijk aan bl. 9 van hetzelfde deel.
Derhalve - volmondig erken ik, dat het een wijze maatregel van den S. was, om zooveel mogelijk de publieke stukken zelve te laten spreken. Daardoor zijn wij bewaard gebleven voor allerlei verkeerde combinatieën en scheeve voorstellingen, die onvermijdelijk geweest zouden zijn, als een man, niet van het vak, zelf uit de onmetelijke massa bouwstoffen een geschiedenisje van dezen oorlog had willen zamenflansen. Maar, deze voorzigtigheid bragt óók hare verzoeking en gevaren mede. Nu was de S. gelijk aan een man, die een gebouw willende optrekken, daarvan al de onderdeelen afgewerkt gereed had liggen, en het zich te gemakkelijk voorstelde, om hiervan een hecht en weldoortimmerd huis te maken. Hij heeft nu niet genoeg vooraf het geheel bestudeerd, en gedirigeerd, zoodat hij met wisse hand, uit den eindeloozen stapel zijner materialen de geschiktste keuze kon doen, en de gebruikte deelen zóó bijwerken, dat zij volkomen bij elkander passen. Tot dit hoofdgebrek laten al de gemaakte aanmerkingen zich reduceren.
Wanneer ik eindelijk van den stijl spreek, moet ik onderscheid maken tusschen die gedeelten, waar de S. eigenlijk niet meer dan Vcrtalcr is, en die, waar hij zelf stelt en spreekt.
| |
| |
In de eerste komt hem groote lof toe; met behoorlijke vrijheid geeft hij het oorspronkelijke in goede, vloeijende taal weder. Van enkele kleine misgrepen wil ik niet spreken. Alleen is mij, b.v., in het geheugen gebleven de vertaling van het Eng. top-mast (bramsteng) door ‘toppenmast’ (D. II, bl. 24), en keek ik vreemd op, als ik hem herhaaldelijk hoorde vertellen van kogels, die ‘de kiel’ van het schip raakten. De romp, - dat is mogelijk, maar de eigenlijke kiel wordt niet zoo ligt door een kogel getroffen.
Maar vele gedeelten zijn er ook waar de S. stellende optreedt. Vooreerst waarschijnlijk in de meeste historische uitwijdingen, en verder daar waar hij over het medegedeelde rapport of document opmerkingen maakt, en de verschillende deelen en hoofdstukken aan elkander verbindt, afsluit en inleidt. Hier is het hoofdgebrek zekere geaffecteerdheid, een schermen met phrases toutes faites, eene hoogdravendheid, die dikwijls wat al te erg mooi wordt. Men leze, b.v., eens het slot van D. II, bl. 251, de overgangen, D. II, bl. 254 en 409, en het besluit op de laatste bladzijden van het IIIe Deel, of D. II, bl. 357, van ‘granen, die in vonken verspatten,’ en vele dergelijke mooijigheden meer. Men moet het al zeer ver in de kunst van stileren gebragt hebben, om zonder gevaar zulk eene hooge vlugt nemen, en vooral den historieschrijver passen kalmte en eenvoud. Ook die reeds half geusiteerde afwijkingen van onze nu toch eenmaal aangenomen spelling schijnen mij altijd eenige ostentatie te zijn, vooral bij iemand die juist zoo bijzonder correct ook niet stelt. Ik haast mij echter hierbij te voegen, dat de S. door deze kleine pedanterie den lof nog niet verbeurd heeft, die hem regtens toekomt, dat hij over het algemeen eenen gemakkelijken en vloeijenden stijl heeft, zelfs goed te noemen, waar hij bedaard blijft.
Summa summarum, - behoudens de gemaakte restricties hebben wij een zeer bruikbaar en belangrijk werk over dezen oorlog gekregen. Met vertrouwen op de medegedeelde feiten, kan ieder deze onpartijdig en naauwkeurig bewerkte geschiedenis lezen. De man van het vak zal er veel van zijne gading in vinden, en elk ontwikkeld lezer zal het met gemak volgen. - De Uitgever heeft ook het zijne gedaan, door eene uitvoering, die ten volle net en soliede genoemd kan worden, opgesierd door een aantal platen, naar de tafereelen en portretten der
| |
| |
Illustraties nageteekend, maar meestal verfraaid. Wat er van de ‘tweede herziene druk’ is, weet ik niet; den eersten heb ik niet gezien. Volgaarne geef ik het boek de gewone pasportformule mede, dat het in de bibliotheek van geen beschaafd man mag ontbreken; - jammer maar, dat er in ons land zoovele beschaafde menschen groeijen, die niet eens eene bibliotheek hebben!
d-d.
|
|