| |
Korte mededeelingen.
De Apokryfe boeken des O.V. beantwoorden bij velen aan de oorspronkelijke beteekenis van hunnen naam. Ze zijn velen in waarheid Apokryfe (verborgen) boeken. In vroeger tijd, toen de folio-uitgave van den Bijbel in ieder Christelijk huisgezin was te vinden, bestond er van zelf aanleiding om met die boeken bekend te worden, omdat zij in deze uitgave mede waren opgenomen. Het Engelsch en Nederlandsch Bijbelgenootschap heeft ze in zijne uitgave van den Bijbel achterwege gelaten; en daar deze uitgave den folio-Bijbel bijna overal heeft vervangen, zoo is het niet vreemd, dat menigeen, òf het bestaan dier boeken niet kent, òf althans ze nooit heeft ter hand genomen. Intusschen is er onder veel, dat beter ongelezen blijve, ook veel, dat als geschiedkundige oorkonde of ook wel tot stichting aan de vergetelheid verdient onttrokken te worden. En daarom betuigen wij gaarne onze ingenomenheid met een onlangs bij h. ten brink, te Meppel, uitgekomen werkje, getiteld: Geschiedenissen, Verhalen en Spreuken, uit de Apokryfe Boeken des O.V., ten dienste van Katechisatiën en Huisgezinnen. Het bevat, in 104 bladz. kl. 8vo. (à 70 cts.), eene bloemlezing, waarvoor wij den onbekenden Verzamelaar dank verschuldigd zijn. Met zorg en juistheid heeft hij gekozen, en de lezing daarenboven aangenaam en gemakkelijk gemaakt door gepaste opschriften boven elk gedeelte, die ons met den inhoud bekend maken. Zoo vinden wij de gedeelten der spreuken van jezus sirach, die in deze verzameling zijn opgenomen, onder de volgende rubrieken gebragt: De lof der ware wijsheid. - De mensch en zijne bestemming. - Een dwaas. - De zonde. - Hoogmoed. - Haat en wraakzucht, enz. enz. In vele opzigten kunnen wij dit boekje aan alle Bijbelvrienden aanbevelen.
| |
| |
Het was eene buitengewoon gewigtige ure, toen de Heer j.g.w. krol, Pred. te Heukelum, het vaarwel toeriep aan zijne gemeente. Hij zou vertrekken naar onze Oost-Indische bezittingen, om daar zijne Evangelie-prediking voort te zetten. Van hem kan het ons niet bevreemden, dat hij dit laatste woord ter perse zond, om daardoor een blijvend aandenken achter te laten aan zijne gemeente, aan zijne vrienden en betrekkingen. Dat woord draagt den stempel van uit het hart te zijn gesproken. Daarin bestaat zijne homiletische waarde. Naar aanleiding van Hand. xx vs. 36 schetst hij de ure des afscheids als eene ure des gebeds. Waarom het gebed, waarmeê hij besloot, er niet bijgevoegd? Of de Heer krol gewoon is, zijne gebeden te improviseren, weten wij niet. Ons is het nooit voorgekomen eene schande te zijn, zoo als sommigen het schijnen te beschouwen, zich niet minder voor een gebed dan voor eene preek voor te bereiden, en goed voorgaan in het gebed is geene ligte zaak, die wel verdient bestudeerd te worden. Daarom kunnen wij het betreuren, dat de gemeente van H. zich niet ziet in staat gesteld, om nevens de opwekking tot zamen bidden, ook zich voor den geest te roepen, hoe zij met haren leeraar voor het laatst heeft zaâm gebeden. Doch - de Schrijver is zeker reeds lang de wijde wateren overgetogen, en welligt komen deze woorden hem daar niet ter oore. Terwijl hij zelf dáár arbeidt, werke ook in zijne afwezigheid het woord, dat hij achterliet, iets goeds bij velen.
Wat de Recensent der nieuwe uitgave van merle d'aubigné's Geschiedenis der Hervorming met de eerste Aflevering heeft gedaan, van regel tot regel de juistheid der vertaling beoordeelen, door die te vergelijken met het oorspronkelijke, kan hij natuurlijk niet voortzetten. Het zou een vermoeijende en voor de lezers vervelende arbeid zijn. Hij vergenoegt zich dus met de mededeeling, dat thans ook de tweede, derde en vierde Aflevering het licht zien. De bijzonder geringe prijs dezer uitgave (25 cts. per Aflev.), de schoone druk en juiste correctie zijn hare beste aanbeveling. De Uitgever zorge, dat op nieuw de vertaling met het oorspronkelijke worde vergeleken en de feilen van den eersten druk verbeterd. In
| |
| |
hoe verre dit geschied is, zal door Ref. bij eene latere Aflevering nogmaals worden aangewezen.
Van der palm's Bijbel voor de Jeugd. Eene nieuwe en wel eene volks-uitgave van dezen Bijbel ziet het licht bij g.b. van goor, te Gouda. Het boek zelf aan te prijzen, is overbodig, het heeft zich reeds lang een gevestigden naam verworven. Eene goedkooper uitgave ware wenschelijk, en zal door velen met blijdschap worden ontvangen. De oorspronkelijke uitgave toch was door den hoogen prijs niet voor elk, die haar begeerde, toegankelijk. Eene latere goedkoope editie schrikte af door slecht papier en onbehagelijken druk. De onderneming van den Heer van goor onderscheidt zich van deze gunstig. De prijs van het geheele werk zal in plaats van meer dan f 20, slechts f 9-60 wezen, en daarbij zal het voorzien worden van des Schrijvers portret en eene kaart van Palestina. Is deze Bijbel voor de Jeugd onberispelijk? - wie zal het verwachten? zouden de vorderingen der wetenschap ook daarin geene veranderingen eischen? - wie zal het betwijfelen? - Toch zijn de deugden en voortreffelijkheden van dit werk zoo menigvuldig, dat het ook nu nog eene plaats in alle Christelijke huisgezinnen verdient, en wij daarom de onderneming van den Uitgever van harte toejuichen, en hem daarvan rijke vruchten (namelijk geestelijke, misschien ook stoffelijke, dat kunnen wij niet beoordeelen) durven beloven.
Een woord bij het graf van - a. francken, door - r. rodenburgh mentz - is ons ter beoordeeling toegezonden. Ongaarne ontvangen wij zulke zaken ter beoordeeling. Wie zou met het mes der kritiek een dergelijk woord willen ontleden? Wij achten het uit het hart en tot het hart gesproken, en laten het daarom in zijne oorspronkelijke waarde, die het niet hebben kan voor ons, wie de ontslapene ten eenenmale onbekend is, maar het zeker heeft gehad en voortdurend blijve bezitten voor alle vrienden van den overleden grijsaard!
De Bijdragen ter bevordering van het Christelijk leven, verzameld door amshoff en muurling, bekleeden eene niet onwaardige plaats onder de stichtelijke lectuur van den dag.
| |
| |
Vooral het eerste Stukje van 1857 onderscheidt zich door eene vereeniging van degelijkheid en eenvoudigheid. Het bevat de volgende bijdragen: Heeren en dienstbaren, door p. hofstede de groot. - Gedachten over christus, lavater gevolgd, en medegedeeld door amshoff. - Eene leerschool der Goddelijke Voorzienigheid, door brouwer, te Oudkerk. - Iets over de Galla's en de Galla-Negerin pauline johanne fathme. - Het Evangelie der arme verwaarloosde kinderen, door bennink janssonius. - Welgemoed, door parson, te Steenwijk. - De lach, door j. de boer. - De beide laatste dichtstukjes strekken dit boekje minder tot sieraad.
Gezondheidsleer voor Bedroefden. Over den invloed van het verdriet op den mensch. Naar het Fransch van Dr. a.m. bidart, door c. de jong. Te Utrecht, bij b. dekema. 1857. In kl. 8vo. 101 en 3 bl. f :-90. - Schrijver en Vertaler beide zijn ons onbekend. Evenwel meenen wij voldoende redenen te hebben om noch bij den een, noch bij den ander hoog op te zien. De wijze, waarop de Schrijver, in het vierde Hoofdstuk, de gezondheidsleer voor den bedroefde, en dus zijn eigenlijk onderwerp, behandeld heeft, is beneden het middelmatige: in zijne denkbeelden treft men noch helderheid, noch logische orde aan. Daarenboven kan het Fransche werkje onder de handen van den Vertaler wel verloren, maar niets gewonnen hebben. Dat deze toch voor de taak, die hij op zich nam, niet berekend was, blijkt niet alléén uit enkele woorden en uitdrukkingen, gelijk dreigendheid, uitoefenende voorwaarden, enz., maar doorgaans uit de geheele volzinnen. Om den lezer te doen oordeelen, willen wij van hetgeen er op bl. 88 en volgg. gelezen wordt, een paar staaltjes aanhalen. ‘En waarlijk, de godsdienst, die verhevene gezondheidsleer van den geest en het hart, welker hoofddoel niets breekbaars, niets vergankelijks heeft, en eene standvastigheid bezit, die de prikkels van aardsche genegenheid nooit genieten; de godsdienst, zeg ik, heeft altijd eene krachtige werking op den ongelukkige’, enz. - ‘Is hij daarentegen ter prooi aan eene hevige ontroering, met neiging tot verwoestende of misdadige handelingen, dan zal hij, zonder dat men zulks bepaald gebiedt, die vlagen van wanhoop terughouden of eindigen; te zelfder tijde en in beide gevallen, moet men echter niets verzuimen om zich in betrek- | |
| |
king te stellen
met zijn verdriet en vooral met zijne gevoelens van liefde, welker uiting men, tot elken prijs, moet trachten op te wekken.’ Wij vreezen daarom, dat het boekje bij den lezer eer verdriet opwekken, dan verdrijven zal. Ook is het onze overtuiging, dat bedroefden elders beteren troost en raad vinden zullen, dan in deze ten hunnen behoeve opzettelijk ontworpen Gezondheidsleer.
1. Over de Placenta. Akademisch Proefschrift ter verkrijging van den graad van Doctor in de Geneeskunde, aan de Hoogeschool te Leiden, enz., in het openbaar te verdedigen door eugenius josephus de prez, van Rotterdam, op Donderdag 7 Mei 1857. Te Rotterdam, bij c.w. draijer. 1857. In gr. 8vo. XII en 81 bl. - 2. Verhandeling over de diagnostiek der Longtuberkels, welke ter verkrijging van den Doctoralen graad in de Geneeskunde, aan de Hoogeschool te Groningen, tegen de bedenkingen der Faculteit zal verdedigd worden door jan willem ten cate hoedemaker, uit Gronau, Westphalen, op Zaturdag 20 Junij 1857. Te Groningen, bij f. folkers. In gr. 8vo. 56 bl. - 3. Verhandeling over de Lepra in 't algemeen, en de Elephantiasis tuberculosa in 't bijzonder, welke, enz. zal verdedigd worden door karel diederik schönfeld, van Texel, op Woensdag 1 Julij 1857. Te Groningen, bij f. folkers. In gr. 8vo. 40 en VIII bl. - Sedert het schrijven en verdedigen der akademische Dissertatiën in de moedertaal, van hooger hand is vergund geworden, zijn die geschriften, zoo al niet zwaarder van gehalte, althans veel verstaanbaarder geworden, dan vroeger het geval was. Dit blijkt ook uit de drie
Proefschriften, waarvan wij de titels in chronologische orde, naar den tijd der promotie, vermeld hebben. No. 1 draagt loffelijke blijken van de grondige en oordeelkundige studie, die de Schrijver aan zijn onderwerp besteed heeft, terwijl hij daarenboven getracht heeft door eigene waarnemingen en eigen proefondervindelijk onderzoek (bl. 49-64) over een gewigtig punt der Embryologie, de vorming en ontwikkeling der plaeenta, meerder licht te verspreiden. - No. 2 behandelt eene hoogst veelvuldige en in hare gevolgen zeer noodlottige ziekte, wier kennis, wat haar eigenlijk wezen betreft, nog altijd zeer onvolkomen is, niettegenstaande de groote vorderingen, die er in de laatste jaren in het physische onderzoek van teringlijders gemaakt zijn.
| |
| |
Eerst worden de longtuberkels in het algemeen beschouwd, daarna de functionele (subjective) en vervolgens de physische (objective) verschijnselen behandeld. De Schrijver heeft daarbij van de beste bronnen gebruik gemaakt, en getoond met de jongste geschriften over zijn onderwerp bekend te zijn. Ook heeft hij beproefd van de voornaamste verschijnsels eene physiologische verklaring te geven; daarop echter zijn hier en daar gegronde aanmerkingen te maken. Bij de verklaring b.v. van het verschijnsel, dat sommige teringlijders veelal in eene opgewekte gemoedsgesteldheid verkeeren, terwijl anderen doorgaans neerslagtig zijn, wordt geenerlei melding gemaakt van het gelijktijdig al of niet lijdende darmkanaal, dat den grootsten invloed op de organische sensibiliteit uitoefent. - De verdiensten van No. 3 bestaan hoofdzakelijk in de mededeeling van twee merkwaardige ziektegevallen, waarvan het eene in de Kliniek te Berlijn en het ander in het akademisch Ziekenhuis te Groningen werd waargenomen. De beide daaraan voorafgaande Hoofdstukken handelen over de Lepra in het algemeen en over hare voornaamste vormen. Grootendeels is de inhoud dier Hoofdstukken aan fuchs en canstatt ontleend, terwijl de Verhandelingen van onzen landgenoot landré en anderen, die de ziekte in Suriname en elders bij eigene aanschouwing waarnamen en onderzochten, wel aangehaald, maar, onzes inziens, te weinig geraadpleegd werden.
De Heer w. ruys gaf te Utrecht, bij de Boekhandelaars l.e. bosch en zoon, een Open Brief in het licht aan den Heer Dr. e. van voorthuyzen, naar aanleiding zijner Voorlezing over Werkverschaffing. Die brochure is tegen den Heer van voorthuyzen, en dus ook tegen ons gerigt, die de voorlezing hebben aangeprezen.
De voorlezing wil werk verschaffen:
1o. | door meer voordeelige takken van nijverheid, dan die welke vroeger uitgeoefend werden, als geldbelegging aan te nemen; |
2o. | een improduetief inkomen produetief te besteden. |
De Heer ruys zegt ad Im dat dit niet zeer gemakkelijk is, en dit zijn wij volkomen eens; de Heer van voorthuyzen zal dit ook niet willen beweren. Hij geeft slechts de middelen op in abstracto, en het middel zelf is zeker excellent.
| |
| |
Ad IIm zegt de briefschrijver, dat het zeer nuttig is artikelen van weelde te consumeren. - Men zal ongetwijfeld de weelde nooit kunnen weren; veel wat weelde is, wordt aangeprezen door staatkunde, schoonheids- of gezondheidsleer, en in zooverre wordt de weelde weêr productief; maar de staathuishoudkunde, die de leer der rijkdommen bevat, kan niet anders leeren dan dat alle productieve vertering goed, alle improductieve vertering nadeelig is. Wij zouden uit de schrijvers door ruys geciteerd, dit gevoelen kunnen staven, als wij hier in een staathuishoudkundig Tijdschrift schreven; nu onthouden wij ons daarvan - zoo wij gelooven - wijselijk.
De Heer ruys heeft nog vergeten te definiëren, wat hij onder weelde verstaat.
De HoogEdelgeboren Heer Mr. z.a.j.w. Baron sloet heeft eene bad-reis gemaakt, naar Kissingen, en wel ‘om er genezing eener leverkwaal te vinden.’ Wij hebben het genoegen te melden, dat ZHEgeb. die ook werkelijk gevonden heeft. Hiermede echter niet tevreden, heeft ZHEgeb. over ‘Mijn verblijf te Kissingen’, een boekje geschreven, door i.a. nijhoff en zoon, te Arnhem, met platen, uitgegeven.
Wij doen hulde aan de verbazend groote dilettantengeleerdheid, daarin ten toon gespreid. Alles heeft de polyhistorische reiziger opgemerkt, alles aangeteekend; van alles, wat hij ziet, weet hij de juiste getallen en statistiek, en overrijk is hij aan geologische, geognostische, geographische, historische, politieke, oeconomische, chemische, physische, architectonische, mechanische, hydrostatische en andere wetenschappelijke mededeelingen; zóó waar en belangrijk, dat het hem niet der moeite waard kon wezen, om voor een sierlijker en correcter stijl te zorgen. De liefhebber van veelweterij zal het eene zeer belangrijke reisbeschrijving vinden. Wat mij betreft, het riekt mij te veel naar de studeerkamer, en ik reis liever mede met iemand, die verhaalt, wat hij gevoeld en ondervonden, wat hij van natuur en natuurgenooten gezien heeft, dan met den uitpluizer, die alleen doceert, en, opmerkelijk genoeg, nergens menschen schijnt aangetroffen te hebben. |
|