Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1857
(1857)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijLe Baron Robert Fagel, par M. le Baron Sirtema de Grovestins. Seconde Édition. La Haye, chez F.C.B. ten Hagen. 1857. In roijaal 8vo. 62 bl. f 1-:Dat deze souvenirs een tweeden druk beleven, verwondert ons niet. Los en onderhoudend geschreven, bevatten zij veel interessants; geene biographie van den Generaal fagel, maar herinneringen aan zijne afkomst, waarbij zijn beroemde voorzaat gasper fagel, de boezemvriend en raadsman van willem III, optreedtGa naar voetnoot(*), iets omtrent zijne vier broeders, opvoeding, en kortstondige militaire loopbaan, meer omtrent zijn karakter en hoedanigheden, en zijn diplomatiek verkeer en onderhandelingen vooral in zijne ambassade aan het hof der Tuileriën, waartoe hij, de trouwe aanhanger van het Huis van oranje, na de terugkomst en het herstel er van in 1814, benoemd werd, en die hij gedurende 40 jaren met eer vervulde. Tot den tijd van zijn verblijf te Parijs heeft het meeste betrekking, door den Schrijver uit den mond van fagel en andere hoog geplaatste personen medegedeeld, of uit mémoires geput, op welke hij verzekert, dat men staat kan maken. Van fagel, in wiens vertrouwen de grovestins zich gelukkig | |
[pagina 630]
| |
noemt gedeeld te hebben, ontvangen wij deze afbeelding: ‘il ne s'agit pas de l'homme privé, aimable, spiritnel, qui possédait le don si rare de se faire aimer de tous, parce qu'il possédait celui de se faire à toutes les exigences du moment, sans y sacrifier quoi que se fût de sa dignité et de sa franchise personnelle, mais de l'homme appelé et accoutumé à vivre au milieu d'une société d'élite, dans laquelle il fallait, avant tout, cette élégance de manières, cet insaississable assemblage d'une foule de choses qui font l'homme de bonne compagnie par excellence. Tout cela était le partage du Baron fagel, et c'est à cela qu'il faut attribuer ses grands succes dans le monde, et surtout dans le monde Parisien, si difficile à contenter, si peu indulgent, à tout prendre, mais si excellent appréciateur de tout ce qui est vraiment noble et distingué. Aussi, peu d'hommes peuvent se vanter d'avoir occupé une position plus flatteuse dans la haute société, a l'époque où celle-ci existait, où elle brillait d'un grand éclat, et où il était indispensable d'obtenir son suffrage pour réussir.’ Evenwel was hij niet voor Ambassadeur in de wieg gelegd, maar voor het militaire vak opgeleid, en had zijnen jeugdigen en een goed deel van zijnen mannelijken leeftijd in het volgen van den Prins van oranje op diens omzwervingen in ballingschap zien voorbijgaan. Eerst op zijn veertigste jaar betrad hij de diplomatische baan, en kon dus voor geen geoefend Staatsman gelden. ‘C'était donc dans un rang intermédiaire qu'il fallait placer le Général fagel comme diplomate; car, grace à son grand sens, à son sentiment de dignité personnelle, il était incapable de descendre à cette diplomatie de bas étage, qui aime avant tout les petites intrigues, les menècs souterraines, les commérages, l'espionnage, et qui, au besoin, ne repousse pas les confidences des valets de chambre et de la livrée pour arriver a découvrir ce qu'elle espère savoir. Si M. fagel n'était pas capable de s'éléver au premier rang, il était encore moins capable de descendre à ce rang infime; il avait son justemilieu diplomatique, et il y brillait par cette absence de petites rubriques de métier, réussit là où de plus habiles, de plus subtiles fussent probablement venus échouer. Il disait luimême que sa franchise lui facilitait la besogne, et qu'il avait aplané de difficultés en allant rondement en affaires, que s'il avait eu recours à des expédiens ou à des voies plus détournées.’ | |
[pagina 631]
| |
Van zijne eerlijkheid en belangeloosheid gaf hij een doorslaand bewijs in het weigeren van de aanbiedingen der Parijsche zoogenaamde Juifs des Rois, die met het oog op het crediet dat zijn naam aan hunne finantiële operatiën zoude bijzetten, hem in de winsten daarvan wilden doen deelen. Op welke wijze men dit aanlegde, en hoe zich fagel, in strijd met anderen van zijns gelijken, die er eene goede fortuin door verkregen hadden, gedroeg, berigt hij ons zelf: ‘un jour on vint m'annoncer que j'étais inscrit pour une somme colossale dans un emprunt. Je restai ébahi, et mon premier mouvement fût de me récrier, en disant que j'étais à mille lieues de posséder cette somme. On ne vous la demande pas - fût la réponse - au bout de quelque temps on vendra le capital inscrit sous votre nom, et les bénéfices seront pour vous. Merci - repondis je - n'ayant jamais possédé la somme, je n'ai aucun droit au bénéfice qu'elle peut produire, et il me répugne de figurer comme propriétaire d'un capital qui ne m'appartient pas. Effacez mon nom, je vous prie.’ Om fagel groeperen zich een aantal wetenswaardige voorvallen, waarin hij meer of min gewikkeld was: de reis van den Prins van oranje (willem I) naar Parijs, om met buonaparte te onderhandelen over eene vergoeding van de door de omwenteling van 1795 verloren bezittingen en regten van zijn Huis in de Vereenigde Nederlanden, welke vergoeding, door het wantrouwen, dat 's Vorsten onmiddellijk daarop gevolgd vertrek naar Engeland bij den eersten Consul opwekte, en door de geschillen en den oorlog met Pruisen, op niets uitliep, terwijl zijn bezoek bij het Fransche Gouvernement hem bovendien met het Britsche in onmin bragt; verder het verlangen van den Baron van stein, om den Prins, door Frankrijk mishandeld, en een naam voerende den voorstanders der nationale onafhankelijkheid geliefd, aan het hoofd van het Deugdenverbond te stellen. ‘Le Baron fit part de son projet à M. fagel, qui lui dit: Celui sur lequel vous avez jeté les yeux, ne convient pas au rôle que vous lui destinez. Il vous faut un homme d'entrain, capable d'électriser cette jeunesse et de se conduire à son égard comme un compagnon d'armes bien plus que comme un chef: le Prince d'orange est incapable de remplir ces conditions; son esprit, porté au pédantisme bien plus qu'à l'heroïsme, gâterait tout.’ | |
[pagina 632]
| |
Opmerkelijk is het deel den Kroonprins toegeschreven aan de militaire zamenzwering tegen de bourbons in 1820, met het doel om voor zich de Fransche kroon magtig te worden, en om 't welk te bewerken zich Belgische met Fransche regementen, in de grensplaatsen van beide Rijken in garnizoen liggende, zouden verbonden hebben. - Gelijk de Schrijver zich van hetgeen in den diplomatischen en hofkring te Parijs plaats had, goed onderrigt toont, zoo hangt hij ook een levendig tafereel op van de onbegrijpelijke zorgeloosheid te Saint Cloud, op het oogenblik dat in de straten van Parijs het pleit over de heerschappij der bourbons bloedig beslist werd, en van den schrik en de verwarring toen het bleek dat alles verloren was. Niet duister wordt de oorzaak van de geringe energie waarmede men tegen de opstandelingen te werk ging, door sommigen met den naam van ‘verraad’ bestempeld, gezocht in het misnoegen van den Hertog van ragusa over zijne verijdelde hoop om aan het hoofd der expeditie naar Algiers te staan. Men vertrouwde de schatten van den Dey niet in de handen van den altijd geld gebrek hebbenden Maarschalk, wiens schulden, ten bedrage van ongeveer een half millioen francs, de Koning nog onlangs voldaan had. Stelt echter de grovestins zich van de tusschenkomst der gezamenlijke Ambassadeurs, en van den terugkeer der uit Parijs geslagene troepen in de stad tot het hervatten van den strijd, onder aanvoering van den Dauphin, voor de zaak der bourbons veel voor, dan vermaakt hij zich met eene hersenschim. Na de mislukte pogingen om de beruchte ordonnantiën met geweld in een driedaagschen worstelstrijd te handhaven, was er aan geen ophouden van hun vallenden troon meer te denken. De afstand van karel X, ten voordeele van den Hertog van bourdeaux, kwam te laat, en ware zij ook tijdiger geschied, het zou niet gebaat hebben. De Hertog van orleans zou, bij de betere uitzigten die hij had, de onbehagelijke positie van als Luitenant-Generaal tusschen de overwonnen en de overwinnende partij beklemd te zitten, niet aanvaard, noch laatstgenoemde zich de schikking hebben laten welgevallen, die de kroon bestemde voor een kind, welks wettige geboorte, evenzeer als die van den Engelschen Pretendent 130 jaren vroeger, betwijfeld werd, eene zonderlinge gelijkheid, onder meer, in de lotgevallen der verdreven stuarts en bourbons. | |
[pagina 633]
| |
Het naschrift hadden wij gaarne gemist. Zoo wij den Auteur wèl verstaan, prijst hij fagel gelukkig als zonder nakomelingen ten grave gedaald, omdat voor den adel het getij verloopen is: ‘aujourd'hui la quantité est venue prendre la place de la qualité.’ Het is zoo: ‘l'avitum decus est peu considéré de nos jours’, niet echter van mannen als de overledene en de Schrijver, gerekend naar de nobele gevoelens, die overal in zijn werk doorstralen. Zij behoeven geen glans van Hollandsche en Friesche voorvaders te ontleenen, maar vinden dien in zich zelven, en geen weldenkende zal ze hun onthouden. Doch de Baron de grovestins, die het zoo iemand weten kan, beantwoorde zelf de vraag: of wie van edele afkomst zijn, ook steeds den roem van hun geslacht ophouden door edel gezind te zijn en te handelen? In ons oog is een adellijke of gekroonde deugniet niet minder, ja nog meer verachtelijk dan iemand van dat soort uit de lagere volksklasse, terwijl wij aan ieder braaf man, onverschillig of hij edelman, burger of boer heet, achting toedragen. |
|