| |
Albrecht Holm, een tafereel uit den Hervormingstijd, door Friedrich von Uechtritz. Naar het Hoogduitsch, door Dr. E.J. Diest Lorgion. Twee Deelen. Te Groningen, bij A.L. Scholtens. 1857. In gr. 8vo. XII en 626 bl. f 5-50.
De oorspronkelijke Roman, die onder den titel: Albrecht Holm in Duitschland is in het licht verschenen, telt niet minder dan zeven Deelen. Geen wonder, dat er in ons land geen enkele uitgever was te vinden, die den druk eener vertaling wilde op zich nemen. Wij twijfelen zeer of zulk een vertaalde Roman in zeven Deelen wel veel lezers zou hebben gevonden. Zoo hoog stond die Roman bij Dr. diest lorgion aangeschreven, dat hij niet alleen naar een uitgever voor de vertaalde zeven deelen heeft gezocht, maar zich ook de niet geringe moeite heeft getroost, om den roman te verkorten en tot twee octavo-Deelen te brengen. Dit alles in aanmerking genomen, afgaande op de ingenomenheid van eene hoogst beschaafde en ontwikkelde vrouw, die het werk aan Dr. d. lorgion had aangeprezen, afgaande op het oordeel van den Schrijver zelven, ging ik met goede verwachting aan het lezen, hopende hier een vernieuwd bewijs te vinden, dat de Roman-literatuur van Duitschland in onze dagen een nieuw tijdperk van bloei is ingegaan, getuige de beide romans van ludwig en freitag. Maar, ik moet het gul bekennen, ik heb mij teleurgesteld gevonden, de lezing heeft mij veel geduld gekost en bitter weinig genoegen geschonken. Een roman moet een beeld zijn van het leven, natuurlijkheid is zijn eerste vereischte, sterk sprekende
| |
| |
karakters, die belang inboezemen, sympathie of antipathie opwekken, waarheden aanschouwelijk voorgesteld, gesteund en gestaafd door ervaring, bewezen door de uitkomst, zietdaar het een en ander wat wij daarin vooral zullen zoeken. In den Roman van d. lorgion ontbreken die hoofdvereischten, òf geheel, òf worden slechts zelden aangetroffen. De twee helden van het stuk, albrecht holm en agnes breitinger, zijn hoogst onnatuurlijke personen. Moge de beschrijving van agnes eenige ingenomenheid voor haar kunnen doen ontstaan, albrecht wekt, vooral in den beginne, afkeer, bijna zouden wij zeggen walging op.
Het was vroeger de gewoonte, dat in een roman de liefde altijd de hoofdrol speelde. Dat telkens wederkeerend thema heeft die literatuur in discrediet gebragt; in onzen tijd heeft men begrepen, dat amor op het wereldtooneel zeer goed een weinig op den achtergrond kan treden, en toch de aandacht der lezers kan geboeid blijven en het verheven doel van den waren roman worden bereikt. Het verhaal, dat wij voor ons hebben, behoort nog geheel en al tot de oude soort. De liefde is hier schering en inslag, de draad waarom zich alles beweegt. Reeds in het eerste Hoofdstuk merken we waar het heen moet. Wij zien ons binnengeleid in eene visite van jonge meisjes, ten huize van agnes, dochter van den burgemeester breitinger. Wij zouden vermoeden, dat de beide ouders van agnes niet meer in leven waren, of elders woonden, en dit huis het eigendom der schoone dochter was (want agnes is natuurlijk schoon, wel niet volmaakt, maar toch nog al bekoorlijk); neen! het vervolg leert ons, dat agnes hare vriendinnen eigenlijk ten huize van haren vader ontving. Die vader is een uiterst zwak, en wankelmoedig, en vreesachtig man, geheel onder de harde pantoffel zijner vrouw, die uit hare ziekenkamer het gansche huis en al de handelingen van haren echtgenoot bestuurt, en blindelings zich laat leiden door de inblazingen van een fanatieken priester.
Gedurende genoemde namiddag-visite wordt de aandacht der meisjes getrokken, door de aankomst van twee ruiters aan de vlak daartegenover liggende herberg. De een is christoph holm, de vader, de andere albrecht, zijn zoon. Terstond heeft er eene verbleeking plaats bij agnes, die naar het raam is gevlogen en den zoon herkent; en wederkeerig bij dezen,
| |
| |
die agnes heeft opgemerkt. Beiden hadden elkaâr vroeger op een bal ontmoet, en daar was de liefdevlam in beider hart ontstoken. Zoo zijn wij in dit eerste Hoofdstuk al dadelijk op het gebied, waarop de Schrijver ons hebben wil. De draad is vastgeknoopt en wordt nu voortgesponnen; maar hoe? - Albrecht kan tot zijn spijt geen kamer aan de straat bekomen, om van daar de burgemeesters-woning in het oog te houden. Agnes slaapt den ganschen nacht niet; maar den volgenden morgen, zeer vroeg, terwijl ook albrecht reeds op de bank voor de deur zit, staat agnes voor het raam, zorgvuldig met het hoofd achter de bloemen verborgen; dit laatste wordt ons bij herhaling verzekerd. Natuurlijk klopt haar hart en hijgt haar boezem. Nu moeten beiden tot elkaâr worden gebragt. Dit is spoedig gevonden. Het doel van de reis des vaders noopt hem juist een bezoek bij den burgemeester te brengen. Ongelukkig heeft dat bezoek den toorn van den ouden man ten gevolge, en het besluit om den volgenden morgen reeds te vertrekken. De zoon moet op het tooneel blijven, dat spreekt van zelf. Hij vindt uitvlugten om niet met den vader meê te reizen, en is spoedig weêr aan de deur van den burgemeester. Binnengelaten, gedraagt hij zich als een echt verliefde zot. De burgemeester is in den tuin, bezig - met kersen te plukken; daar zoekt albrecht hem op; natuurlijk is agnes er ook. De burgervader vraagt verschooning voor de wanorde van zijn tuin: de tuinman is ziek. En nu biedt de heldhaftige minnaar aan, om den volgenden dag voor - tuinman te komen spelen, met de stille hoop, dat zijne aangebeden schoone daar dan wel eens wandelen zal. Agnes openbaart eene dergelijke soort van verliefdheid. De burgemeester zal met albrecht een broodje eten; de dochter maakt het
souper in orde, en haar minnend hart doet haar zelf het rookvleesch snijden voor den fieren jongman.
Weinige dagen duurt het slechts, en reeds heeft eene formele liefdesverklaring, gepaard met omhelzingen, en een kus op de lokken, en dergelijke theatrale eigenaardigheden meer, plaats. De zaak is geklonken.
Doch nu spreekt het ook van zelf, dat het geluk der geliefden zijn hoogste toppunt heeft bereikt, en van alle kanten moet worden bedreigd. De moeder komt in het spel, aangezet door pater schellhorn; zij ontdekt de liefde harer dochter
| |
| |
voor albrecht, en geraakt in woede, bij het vernemen, dat deze een ketter is. De dochter wordt opgesloten. Onze held komt er achter door eene omgekochte dienstmeid, die hem tevens de gelegenheid bezorgt, om 's avonds agnes te bezoeken en achter het tralievenster met haar te spreken. Hier vangt nu eene geregelde conferentie aan, over niets meer of minder dan de leer der Roomsche Kerk en die van luther. Albrecht op een ladder, met de ellebogen op het kozijn, en agnes achter de tralies, waardoor zij wel elkaâr de hand kunnen toereiken, maar waardoor geen Bijbel kan worden heengestoken. Deze moet in reepen worden gesneden, en zal dus zeker een groote foliant zijn geweest. Waarschijnlijk waren de 12o uitgaven, waarvan Dr. tichler in zijn Zwingli spreekt, toen nog alleen in Zwitserland bekend. Hoe het zij, agnes ontvangt den Bijbel en begint dagelijks te leeren, terwijl onze ridder in zijn logement ijverig studeert in de leer der Hervormers, waarvan hij eigenlijk, ofschoon met hart en ziel hunne zaak toegedaan, tot nog toe bitter weinig weet. Beiden komen meer en meer tot helderheid, en agnes wordt voor het Protestantisme gewonnen. Maar nu vangt eerst regt de worsteling aan tusschen moeder en dochter. De geheime zamenkomsten met albrecht worden door de moeder ontdekt; daarvan is het gevolg, dat agnes naar een klooster wordt gezonden. Pater schellhorn weet daarenboven de moeder te bewegen hare dochter te ontërven en een aanzienlijke som aan dat klooster te vermaken. Doch ziet! juist terwijl zij gereed is het testament te onderteekenen in tegenwoordigheid der noodige getuigen - hoe toevallig!! - krijgt ze een hevig toeval, dat haar vooreerst belet, de pen op het papier te zetten.
Ik zal niet verder gaan met den loop van het verhaal te schetsen. Tot geruststelling der lezers kan ik er bijvoegen, dat beiden, na ontelbare wederwaardigheden, scheidingen, doodverklaring van agnes, andere liefde van albrecht - in het eind elkaâr toch nog - krijgen. Zoo wonderlijk en fantastisch kunnen de lezers het zich niet voorstellen, of het zou nog hunne verwachting overtreffen. De eene treffende en verrassende gebeurtenis volgt hier op de andere. Voor een groot deel is deze aaneenschakeling van verrassingen toe te schrijven, aan de wijze waarop de Hollandsche Albrecht Holm is in het
| |
| |
leven geroepen. Zonder twijfel zal elk keerpunt van het verhaal, in den oorspronkelijken roman van zeven Deelen, op eene voldoende wijze zijn voorbereid, zoodat de overgangen minder plotseling en onnatuurlijk schijnen. De Vertaler, of liever Omwerker, wilde hij eenigzins getrouw blijven aan het oorspronkelijke, moest wel den gang, door von uechtritz aan het verhaal gegeven, overnemen, en hierdoor is het geheele aanzien van het boek wat al te romantisch, en dien ten gevolge bizar geworden. Een roman, hebben wij gezegd, moet een beeld zijn van het werkelijk leven: of deze roman het werkelijk leven in den Hervormingstijd wedergeeft, daaraan zouden wij zeer twijfelen. Zoo mist hij dan ook den stempel der waarheid, en zal den lezer, die niet met de tijden, waarin hij ons verplaatst, bekend is, weinig vertrouwen inboezemen voor de juiste voorstelling der karakters en toestanden, welke hij ons te aanschouwen geeft. Voor onzen tijd acht ik dezen roman ongeschikt. Vóór vijftig jaren zou hij misschien meer ingang gevonden hebben. Wie met den Hervormingstijd wil bekend worden, raden wij aan: Het Huis Lauernesse, van toussaint, of de Tafereelen van ter haar te lezen, en als hij ze reeds gelezen heeft, ze nog eens ter hand te nemen. Zeker blijft daaruit meer vrucht over, dan uit de lezing van Albrecht Holm, den ridderlijken minnaar van agnes, den kampvechter voor, den lijder door het Protestantisme. Doch er zijn ook lezers, en vooral lezeressen, die geen vrede hebben met een boek, dat hunne verbeelding niet opwekt en prikkelt, hunne zenuwen niet in beweging brengt, zoodat zij er slapelooze nachten door krijgen; die daarom nooit een geschiedkundig werk in handen nemen, en met wier kennis van de geschiedenis het treurig is gesteld. Denzulken bevelen wij dit boek aan, in de hoop, dat daardoor
misschien eenige belangstelling bij hen zal worden opgewekt voor den gewigtigen tijd, die een keerpunt mag worden genoemd in de geschiedenis van het Christendom.
-R- |
|