De kunst van declameren, is zijn boek getiteld. Trouwens, wij moeten het met dien titel zoo heel streng niet nemen. Larive zelf toch heeft, - en zulks lag noch in zijn wil, noch in zijn vermogen - geen volledig handboek voor de reciteeren declameerkunst willen geven; hij bedoelde iets anders en... welligt iets beters. Larive was tooneelspeler, en als zoodanig putte hij uit de bron zijner eigene veeljarige ondervinding. Tot leermeesteres en leidsvrouw had hij zich, gelijk hij zelf zegt (Inleiding, bl. 3), van den aanvang af de natuur gekozen, en wat hij ons dus over de declameerkunst mededeelt, betreft hoofdzakelijk hetgeen hij aan hare hand, gedurende een tal van jaren, heeft leeren opmerken, zoo in zich zelv' als in anderen. 't Is dus als 't ware zijn Levensboek, dat hier voor ons ligt opengeslagen, geschreven met al de levendigheid, losheid en bevalligheid den Franschman eigen, en hier en daar doorspekt met allerlei niet onaardige, soms vrij belangrijke anekdoten. Onder zijn nederigen uiterlijken schijn echter verbergt het boekske een wezenlijken schat van hoogst nuttige en belangrijke lessen en wenken, welke aan een ieder, die zich op uiterlijke voordragt toelegt of wenscht toe te leggen, uitnemend kunnen te stade komen. Bovendien heeft de tijd waarin larive leefde, altijd zijne eigenaardige belangrijkheid. Al lezende verplaatst men zich onwillekeurig in de dagen van lekain en Mlle clairon, die gouden eeuw der tooneelspeelkunst, toen men haar nog als kunst beoefende, en zij, niet gelijk heden ten dage, zich vernederd zag de rol te spelen
einer tüchtige Kuh, die mit Butter versorgt -
en in dit opzigt mag ook larive zelf als waar Muster gelden, daar hij gloeide en leefde voor de kunst, en haar wezenlijk om haars zelf wil lief had.
Wij juichen dan ook van harte den Heer suringar toe, dat hij, op raad van zijn onvergetelijken vriend, wijlen den Hoogleeraar van der hoeven, die de kunst van wel te spreken zoo bij uitnemendheid verstond, heeft kunnen besluiten den wel wat verouderden larive, in Nederduitsch gewaad, zijnen landgenooten aan te bieden, en dat hij zich niet heeft ontzien, zelf het moeijelijk werk der vertaling op zich te nemen. Zooveel wij oordeelen kunnen, is de Heer suringar in dien arbeid uitmuntend geslaagd, en heeft hij er zich volle aan-